HOME

- 1 -

HERDENKINGS-ALBUM.

Uitgave
HERMAN DE RUITER,
Breda.

- 2 -

HERINNERING

aan het bezoek van

Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden

Baronesse van Breda etc. etc. etc.

en

Haren doorluchtigheid Gemaal Z.K.H. Prins Henrik der Nederlanden,

Hertog van Mecklenburg

ter gelegenheid van de

ONTHULLING

van

het Monument te herdenking van het 500 jarig bestaan van het Doorluchtig Huis van Nassau-Oranje

Als Heeren en Baronnen van Breda

3 Juli 1905

- 3 -

- 4 -

                  Een woord vooraf.

         Het was een gewichtige tijding, een belangrijk nieuws, dat de Bredanaars bezig hield, waar aller mond vol van was, en dat de anders zoo kalme burgerij in extase bracht.
          Door de bulletins der plaatselijke bladen werd het bericht verspreid, dat het Hare Majesteit, onze geeerbiedigde Koningin, Baronesse van Breda, zoude behagen de vroegere veste en kasteel den derden Juli e.k. met een bezoek, zoolang reeds verbeid, te vereeren.
          Immers, de bewoners der Baronie hadden nog niet de hooge eer genoten hunne Koningin en Landsvrouwe als zoodanig te begroeten. Zij toch z|jn door een 500 jarigen band aan het Vorstenhuis Nassau-Oranje gehecht en hunne gemoedelijke en trouwe harten haakten naar het oogenblik waarop zij zouden kunnen zien en begroeten de Vrouwe, hun zoo dierbaar en waaraan zij zich zoo innig verknocht gevoelen.
         Het was een tijd van spanning, want tot heden waren het nog slechts "dagbladberichten" en men vroeg zich herhaaldelijk af: "zou het wel waar zijn?" Daar verschijnt de volgende "officieele" aankondiging in de plaatselijke bladen:
          "Buitengewone vergadering van den Raad der Gemeente op Zaterdag 13 Mei 1905,
         Doel: Het aanstaand bezoek van Hare Majesteit onze geeerbiedigde Koningin."
         Nu was men er zeker van en vol enthousiasme werden nu onderling de plannen tot plechtige en waardige ontvangst besproken, want het behaagde Hare Majesteit de Koningin kennis te doen geven van Hoogstderzelver bezoek aan de Gemeente Breda op Maandag 3 Juli 1905, met het doel, op dien dag te onthullen het, door de verschillende tot de Baronie van Breda behoorende gemeenten, op te richten gedenkteeken ter herinnering aan het 500 jarig bestaan der Baronie onder de Doorluchtige Vorsten van het Huis Nassau-Oranje.
         "Maar zou Hare Majesteit alleen komen?" ........................
         De Gemeenteraad besloot eenparig Z. K. H. den Prins der Nederlanden uit te noodigen Hare Majesteit te vergezellen, welke uitnoodiging volgens Hoostdeszelfe schrjjven, bekend gemaakt ter Raadsvergadering van 20 Mei d. a. v., met de meeste welwillendheid werd aanvaard. Wjj hopen in de volgende bladzijden, deze voor de Baronie van Breda zoo heugelijke gebeurtenis aan de vergetelheid te ontrukken en aan de Baroniebewoners eene fraaie herinnering te verschaffen, opdat nog jaren en jaren na deze, het nageslacht zich zal mogen verheugen in de gedachte aan de beminnelijke Majesteit van onze zoo zeer geliefde Vorstin en Landsvrouwe en van Haren Gemaal Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden.

Breda, 10 Mei 1905

- 5 -

                  Ingezetenen van Breda!

         Het verblijdend bericht is ontvangen, dat Hare Majesteit onze geeerbiedigde Koningin en zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden op MAANDAG, den 3en JULI a.s. een bezoek zullen brengen aan de Gemeente Breda en de plechtige onthulling van het Oranje-Nassau Monument zullen bij wonen.

         Steeds heeft onze Gemeente uitgeblonken door groote liefde en verknochtheid aan ons dierbaar Vorstenhuis, waarmede Breda door historische banden zoo innig verbonden is.

         Mocht Breda in 1894 de hooge eer te beurt vallen onze regeerende Koningin als Prinses der Nederlanden met Hare beminde Koninklijke Moeder te ontvangen, thans zal Zij komen in ons midden als KONINGIN DER NEDERLANDEN aan de zijde van Haren Koninklijken Gemaal.

         Late Breda Koningin en Prins ontvangen op bartelijke en onbekrompen wijze, zooals de ingezetenen van Breda dat verstaan en getoond hebben te verstaan in 1894.

         De Gemeente zal van haren kant op bijzondere punten versiering aanbrengen en verder doen wat tot de taak der Gemeente behoort, waartoe met Burgemeester en Wethouders al de leden van den Gemeenteraad, als regelingscommissie, zullen samenwerken, maar veel wordt overgelaten aan de vriendelijke en belangstellende medewerking van de ingezetenen zelven, evenals bij het Koninklijk bezoek in 1894, toen van onverdeelde samenwerking zoo schitterende uitkomsten zijn verkregen.

LATE DE ONTVANGST VAN ONZE KONINGIN EN HAREN KONINKLIJKEN GEMAAL GROOTSCH EN
BREDA WAARDIG ZIJN.

ALGEMEEN WORDE GEVLAGD EN ALGEMEEN WORDE VREUGDE BETOOND.

         Laten de ingezetenen, als voorheen, buurtcommissiën vormen, om samen, in aansluiting met wat de Gemeente doet, de straten te versieren en te verlichten; laten de vele muziek — en verdere kunstvereenigingen zich opmaken, ter voorbereiding eener treffende huldebetooging; laten allen de handen ineenslaan om, geleid door eéne en dezelfde gevoelens al datgene te doen, wat de aloude liefde afspiegelt van Breda voor het geliefd Huis van Oranje-Nassau, dat 5 eeuwen geleden in de Baronie van Breda zjjn oorsprong nam.


                  LEVE DE KONINGIN

                  LEVE DE PRINS DER NEDERLANDEN



Breda, den 27sten Mei 1905.

De Burgemeester,
         ED. GULJÉ.

- 6 -

De reliefs, voorkomende op het monument, voorstellende: "De blijde incomste van Graaf Engelbert 1 van Nassau en Zijne Gemalin Johanna van Polanen. (1404.)"

- 7 -

- 8 -

De feestcommissie, Burgemeester, Wethouders en Raadsleden der Gemeente Breda.

Burgemeester: 1 E. H. A. GULJÉ. Wethouders: 2 W. G. H. ROMBOUTS, 3 A. P. SCHELTUS, 4 J. A. J. W. vak HAL, Raadsleden: 5 Jita. Ma. A. REIGERSMAN, 6 Ma. M. P. M. van DAM. 7 H. A. SASSEN, 8 J. R. BARON vam KEPPEL, o Ma. W. INGENHOÜSZ, 10 J. LIJDSMAN, II L. A. M. van MIERLO, 12 A. J. A. VERSCHRAAGE. 13 J. J. L. TEYCHINE. II B. C. van DONGEN, 15 1.. J. STAAL. 10 Ma. P. M. J. E, BLOEMARTS 17 F. J. M. HE1JLAERTS, 18 A. F. SMITS, 19 W. J. SLECHT RIEM. 20 Joh. W. J. VISSERS. 21 Pu. L. JACOBY.

- 9 -

         De hiervoren vermelde Proclamatie, op alle mogelijke plaatsen der stad aangeplakt, gedrukt op oranjepapier, lokte iedere bewoner der oude Oranje-stad uit, zich in te spannen het Koninklijke paar, hunner waardig te ontvangen,
         De Gemeenteraad had intusschen vier Commissien benoemd uit de Raadsleden, met het Dagelijksche bestuur aan het hoofd.
          De werkzaamheden waren daarbij zoo goed mogelijk verdeeld en de samenstelling aldus:

         Hoofdcommissie.
EI). GULJÉ, Eere Voorzitter.
A. P. SCHELTU8. Voorzitter.
J. A. J. W. van HAL.
W. G. H. ROM BOUTS.
A. R. VERMEULEN, Socretarie.

         Commissie voor versiering gemeentehuis enz.
J hh. Mr. A. REIGERSMAN. Voorzitter.
II. A. SASSEN. Secretarie. .1. I.I.JOSMAN.
L. A. M. van MIERLO.
         Commissie voor de onthulling van het monument.
Mr. M. P. M. van DAM, Voorzitter.
.1. R. BARON van KEPPEL, Secretarie.
B. C. van DONGEN.
Pu. I.. JACOBY.
W. .1. SLECHTRIEM.

          Commissie voor muziek en zang.
Mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, Voorzitter.
A. J. A. VERSCHRAGE, Secretarie.
Mn. W. INGENHOUSZ.
Commissie voor intocht, versiering gemeente enz.
          F. .1. M. HEIJLAERTS Voorzitter,
         J. L. I. TEYCHINÉ, Secretarie,
         A. F. SMITS.
          L. J. STAAL.
          J. W. .). VISSERS.

         Reeds de Zondag voor den gewichtiger dag, kenmerkte zich door eene buitengewone drukte. Massa's vreemdelingen bewogen zich door de straten, het Breda's Mannenkoor, gaf in Concordia een Voksconcert, terwijl het Muziekcorps van het 3e Regt. Veldartillerie zijne lustige, tonen over de Markt deed klinken en door vroolijke marschen hoe langer hoe meer eene prettige stemming onder het volk deed ontstaan.         Het gejoel en gejuich der volksmenigte, de meer dan groote drukte aan de Cafés, zoowel op de Markt als in het zoo gezellige "Noorderkwartier," het hossen en zingen der knapen en meisjes, en wat al niet meer, deed voorden volgenden dag de schoonste verwachtingen koesteren.         De geestdrift onder de, toch tot feesten zoo graag geneigde bevolking, was groot, zéér groot zelfs en oud en jong, burger en militair, bunkerde naar het oogenblik waarop de Militaire reveille, te geven door de pas bekroonde Stafmuziek van het 6e Regt Infanterie, onder directie van

den Heer P. A. Stenz, zou aankondigen de voor Breda zoo gewichtige en nimmer te vergeten gebeurtenis.
        Eindelijk!. . . . daar brak die dag aan!
        Reeds des morgens zéér vroeg een ongekende drukte langs de straten, jongens met vanen en trommen, werklieden de laatste hand aan de versieringen leggende, opzichters en gemeenteambtenaren over alles nog eens een oogje latende gaan, Commissieleden om te zien of alles wel in orde was.
        Een drukte zonder wederga!
        Klokke 8 daar klonk de reveille! Nu was er geen houden meer aan de menigte. Vol van geestdrift voor het geliefd vorstenpaar toog men voor en achter de muziek in joelende en juichende drommen door de straten der oude baronnenstad.
        Het luiden der stadsklokken, het bespelen van het carillon van den grooten toren verhoogde nog meer de blijde stemming welke er reeds heerschte

- 10 -

en geen wonder. Geen stad in ons goede vaderland, die zulke oude rechten kan laten gelden op het Vorstelijk Huis als Breda. Immers, de
S t a m v a d e r  d e r  N e d e r 1 a n d s c h e N a s s a u's
heeft hier gewoond! Door het huwelijk van Engelbrecht, derde der vier zonen van Jan I van Nassau en Margaretha van der Mark, met Johanna, erfdochter van Polanen en Breda. Want Engelbrecht verhet zijne Duitsche bergen, om zijn bruid voorgoed naar het Brabautsche land te volgen.
        Op St. Bartholomeusdag (24 Augustus) van het jaar 1404, hielden Engelbrecht en vrouwe Johanna hun „blijde incomste” binnen Breda, en werden in de statige kerk der Lieve Vrouwe (thans genoemd de Groote Kerk) gehuldigd. En het is in hetzelfde gebouw dat later hun stoffelijk overschot werd bijgezet, en de luisterrijke graftombe ter hunner nagedachtenis werd opgericht, welke door Koningin Wilhelmina en Prins

Hendrik is bezichtigd geworden.
        De datum van 't 500 jarig bestaan van de Baronie van Breda viel dus reeds in 't yorig jaar, maar men kon toen nog geen gevolg geven aan het plan dat reeds lang bestond, n.l. om ter herdenking van deze „blijde incomste” een monument te plaatsen, en het is ter onthulling daarvan, dat de Koningin en de Prins heden naar Breda kwamen.
         Wat een werk heeft de burgerij toch van de versiering gemaakt! Het bezoek van de Koningin en den Prins duurt slecht van 12 tot 6, maar de straten hebben een fraaien opschik, alsof er een week laag moest worden feestgevierd. De Willemstraat opent vlak tegenover het station met vier hooge groene zuilen; een gouden "welkom” zal daar als eerste groet van de stad het Vorstelijk paar tegenblinken. Links daarvan staat de in
vroolijke tinten geschilderde muziektent, omringd door een aardig plantsoentje. En over het geheele Stations­plein rijen zich groene guirlandes. De Willemstraat is dank zij het beschermend bladerdak, een schaduwrijke berceau, afgezet met zwierige bochten dennengroen tusschen blauw-witte paaltjes, waarop corbeilles met frissche bloemen pronken.
    Aan het einde van de Willemstraat verheft zich een tweede eerepoort, luchtig, van smal wit latwerk opgebouwd, en versierd met kleurige rozen, bonte lampions en allerlei schittering. De brug over den Delpratsingel, bij de Mauritsstraat, is eveneens versierd; in de Mauritsstraat is een bloemperk aangelegd, de ingang van de korte Boschstraat wordt ingenomen door een reusachtige eerepoort met een Hulde aan het Koninklijk Paar,

- 11 -

recht hartelijk. De Koningin en de Prins staan er te voeten uit op afgebeeld. De Boschstraat is wat stijfjes en schraal in haar feestpak, maar de goede wil mag voor de daad worden genomen. Op de Veemarkt is een groot perk, versierd met bloemen en hooge gewassen. Vooraan, in een bed van mos, vormen witte bloemekens een „Hulde van de Veemarkt.” In de Veemarktstraat worden de palen dikker en is er wat ruimer gebruik gemaakt van groen dan in de Boschstraat. Bij de Groote Sociëteit alweder een eerepoort, die vooral vanavond, als allerwege in de stad de illuminatie brandt — een schoon effect zal maken. Maar de Groote Markt eindelijk is wel het mooist. Deze versiering is zeer netjes uitgevoerd. De guirlandes worden hier opgehouden door gekleurde masten, die bloemkorven en wapenschilden dragen, heel de markt rond. In 't midden — om de muziektent — is een fraaie tuin aangelegd, voor het stadhuis alweder een perk, en boven de hardsteenen stoep is een zwaar blauw-fluweelen

baldakijn aangebracht. Het huis van den burgemeester is met roode draperieën versierd en boven het balkon van een der Sociëteiten is een oranjedak gespannen. Zoo zijn er meer versieringen, die de moeite waard zijn om bekeken te worden, bijv, in de Ridderstraat, die overspannen is met transparante velums en op den Haagdijk, waar nog een aardige eerepoort staat en de buurtbewoners ook langs de huizen het groen deden golven; terwijl eveneens de Leuvenaarstraat met hare zijstraten heel aardig door de bewoners waren versierd.
        Onvermeld mag zeer zeker niet blijven de fraaie Vaas in het Valkenberg, door onzen bekwamen opzichter der beplantingen den Heer H. C. Waals ontworpen en uitgevoerd ter eere van deze gelegenheid, hiermede

bewijzende een kunstenaar te zijn in zijn vak.
        De dennebosschen moeten wel geplunderd zijn voor dit feest, want behalve de officieele versieringen, hebben ook een aantal particulieren hun huizen mooi gemaakt en het dennegroen vervult de gansche stad met een aangenaam prikkelenden hars- geur, 't brengt een feeststemming tot in de achterste buurtjes en klimt op tot boven aan den nok van het staketsel, dat gebruikt wordt bij de restauratie der Onze Lieve Vrouwe-kerk. Maar 't Oranje wint het haast nog! Dat wappert niet slechts van de huizen, boven breede banen rood, wit en blauw, het tooit met royale groote strikken of nuffig kleine knoopjes de borst van groot en klein, maar het kleurt zelfs den bovensten trans der groote kerk, waartegen

12

dezelfde stof. Zij zag er zeer opgewekt en gezond uit. De Prins was in generaals-unifonn. Het gevolg bestond uit: baronnesse van Har­denbroek, grootmeesteresse; baronnesse Schimmelpeu- ninck van der Oye, hofdame; Jonkvrouwe van Haersma de With, hofdame; luit.generaal graaf Du Monceau, chef mili­taire huis; baron Sirtema van Grovestins, grootmeester; baron Bentinck, opperstalmeester, jhr. Snoeck, kamer-

het grijs van het door de eeuwen verweerd gesteente, heel duidelijk een groote oranje W. en H. uitkomen! Vele winkeliers plaatsten de beeltenis van het Koninklijk Echtpaar in de uitstalkasten. De caféhouders, die hel geluk hebben een pand aan den intochtsweg te bezitten, heten binnenshuis stevige tribunes timmeren, en maken met de plaatsenverhuring aardige zaken. Alles is dus gereed voor de ontvangst. Te 11 uur 55 stoomde de Koninklijke trein het station van den Staatsspoorweg binnen. Hare Majesteit was gekleed in gris-perle costuum van gebloemde zijde met hoed en parasol van

Heer i. b. d.; jhr. van den Bosch, kamerheer; jhr. van Geen, particulier secretaris; kapitein graaf Du Monceau, adjudant en 1e-luit. baron van Heemstra, ordonnance officier.
     Z. K. H. de Prins was vergezeld door zijn adjudant jhr. von Múhlen.
     Op bet perron waren ter begroeting aanwezig het hoofd der gemeente, de heer Ed. Guljé en de commissaris der Koningin in Noordbrabant, baron van Voorst tot Voorst.

13

adat H. M. de eere-compagnie der schutterij met vaandel en muziek, onder bevel van kapitein G. J. H. Blaeser, geïnspecteerd had, begaven de hooge bezoekers zich in een der wachtkamers, waar aan het Koninklijk echtpaar werden voorgesteld de Wethouders, de heeren A. P. Scheltus en W. G. H. Rombouts; de Gemeente-Secretaris, de heer A. R. Vermeulen; de majoor-commandant der dd. Schutterij, de heer L. Kamerling, de vice-president der arrondissement-rechtbank -Jhr. Mr. A. .J. J. van Sasse van IJsselt (de president, Mr. A. M. Sassen was door ongesteldheid verhinderd); de officier van justitie Mr. C. L. M. E. J. E. baron Speyart van Woerden, benevens de generaal-majoor, commandant van de 3de divisie, generaal Campbell; de commandant, der 3e Militaire afdeeling Generaal Vaillant, de plaatselijke commandant van Breda, kolonel Nauta Pieter, alien met hunne adjudanten.
        Jongejuffrouw M. C. F. M. van Dam, dochtertje­

van den voorzitter der Monument-cornmissie, bood aan Hare Majesteit een bloemstuk aan, dat vriéndelijk werd aanvaard. Dadelijk daarop begon de plechtige intocht in de gemeente.
        Wat waren de menschen blij, dat ze hun Koningin en den Prins zagen. Achter de veteenigingen met hare van goud blinkende vaandels en zwart gejaste leden, drongen ze zich tezamen en vooruit, de opgewonden mannen en vrouwen, toen de hofstoet nader kwam. En toen de Koningin, zoo gracelijk het aanminnig hoofd boog en naar alle zijden groette, scheen er geen einde te komen aan de geestdrift. Op den hoek van de Boschstraat zong de St. Jozefkring het vorstelijk echtpaar toe en van uit de tent op de Groote Markt, Caecilia. Maar de schoonste huldezang werd zeker gezongen door die menigte van duizenden en nog eens duizenden, van allerlei rang en stand en overtuiging, die zoo uit het diepst van hun hart "hoera" riepen.
D        e intocht was dus rij kaan blijdeen treffende momenten.
        Treffend was echter vooral de grootsche hulde der Bredasche vereenigingen, die zich in grooten getale met vaandels en banieren, muziek en zang, langs den weg hadden geschaard en de lieftallige ijver waarmede kinderen en jongedames hunne bloemenhulde aanboden. In 't Noorderkwartier was mej. Kamerling

met deze eervolle taak belast; op den Delpratsingel kwam 't zoontje van Mr. M. Tydeman Jr. met een ruiker naar voren en in de Mauritsstraat bood eerst 't juffertje van Pelt een bouquet H. M. aan, en later nog twee andere meiskens, namens de officieren van 't garnizoen.
        Het eerste doel van den tocht was de Koninklijke Militaire Academie. Aan den ingang was een eerepoort opgericht, geheel saamgesteld uit voorwerpen, die in den militairen dienst gebezigd worden,

als bruggenhout. geweren, kanonnen, richtvlaggen, pioniergereedschappen enz. Bovenaan links prijkte ter linkerzijde een groote W. gevormd door sabels, en rechts was uit bijlen een H saamgesteld.

- 14 -

Over het buitenplein van de Academie reden H. M. en Z. K. H. met hun gevolg naar het achterterrein, waar het corps cadetten stond opgesteld, onder commando van den eersten officier, majoor H. Kemper.
    De geweren waren eerbiedig gepresenteerd en de tamboers sloegen het Wilhelmus, toen de Koningin en de Prins op de hier gebouwde tribune plaats namen, en gecomplimenteerd werden door den gouverneur der Academie, den generaal- majoor F. H. A. Sabron, adjudant in buitengewonen dienst van Hare Majesteit.
     Daarna werd het personeel officieren en burgerambtenaren, die op één gelid nevens de tribune waren opgesteld, aan de Koningin voorgesteld door den gouverneur, en aan den Prins door den majoor der infanterie P. D. Buijze, hoofd van onderwijs. Vergezeld van de militaire leden

der hofhouding, begaven de vorstelijke bezoekers zich daarop naar het cadettencorps, dat de geweren weder had gepresenteerd; het vaandel, geschenk van Bredasche burgers bij het 75-jarig bestaan der Academie, salueerde en de stafmuziek van het (6e regement infanterie speelde het Wilhelmus.
     Na de revue werden, terwijl de ban geopend was, verschillende onderscheidingen eigenhandig door H. M. uitgereikt. Dit was een plechtig moment. Opeens werd het heel stil op het groote gladde grasveld: men zag dat er iets bijzonders gebeuren ging, de muziek zweeg en alleen het gebeier van de groote-kerk-klokken vervulde de lucht. Duidelijk verstaanbaar voor de talrijke dames en heeren links en rechts van de koninklijke tribune, werden toen de volgende onderscheidingen en namen opgelezen: officiers-

kruis Oranje Nassau aan: den kolonel van Hasselt, commandant van het 3e regiment veldartillerie, den gep. kolonel der infanterie Van der Heide en den luit.-koL der infanterie Makking. Het ridderkruis Oranje Nassau aan de volgende officieren der Academie: officier van gezondheid le klasse Bartolotti Rynders, kapt, der artillerie, Van der Voort-Maarschalk, kapitein der infanterie

- 15 -

Weitzel. Zilreren Medaille der Oranje Na&sauorde aan de onderofficieren der Academie: adjudant van der Singel; sergeant-majoor van Gameren; gep. sergeant Lefel, en sergeant Schreuders. Bronzen medaille aan den korporaal Kempe. De gep. kolonel van der Heide is 17 jaai als officier aan de Academie verbonden geweest en wel 5 jaren als luitenant, de gep. sergeant Lefel, thans 84 jan'ti oud, telt 45 militaire dienstjaren.
        We mogen niet verzuimen te vermelden, dat het défilé buitengewoon stram was uitgevoerd,

in onberispelijke paradepas en goede houding, Majoor Kemper voerde het commando kranig op zijn fraai paard zittend. Bij het verlaten van het veld had de Koningin de lieve attentie

had de Koningin de lieve attentie om even den gep. officier, van gezondheid O.I. leger J. C. P. Kats aan te spreken, die in een rolwagentje, als gedwongen invalide, het militaire schouwspel had gadegeslagen. In het hoofdgebouw werd het déjeuner gebruikt, aangeboden door heeren officieren en burgerambtenaren der Academie. Behalve de leden der hofhouding zaten o.a. nog als gasten aan: de Commissaris der Koningin, de bevelhebber in de 3e militaire afdeeling, de burgemeester van Breda, de plaatselijke commandant, de commandant van het eere-escorte veld-artillerie, dat den koninklijken stoet door de stad vergezelde, kapitein A. de Mandt, en de cadetten-sergeants M. Wins en A. R. F. van der Mark, respectievelijk oudste van het corpsen vaandeldrager —als vertegenwoordigers van het corps.

- 16 -

Gedurende het déjeuner voerde de stafmuziek van het 6e regiment infanterie buiten eenige nummers uit. De tafel was rijk met bloemen versierd, zag er in een woord keurig uit en de zaal leverde een magnifieke aanblik. Voor de tafel- en zaalversiering was door den Heer van Glabbeek, bloemist op uitstekende wijze zorg gedragen. Na het tweede gerecht sprak de gouverneur der Koninklijke Militate Academie, generaal-majoor F. H. A. Sabron, de Koningin en den Prins als volgt toe:

                Majesteit. Koninklijke Hoogheid.
         Ton hoogste erkentelijk dat U. M. mfi wel heeft willen vergunnen op deze plaats eenige woorden te spreken, maak Ik daarvan gebruik om U. M. en l'. K. H. namens het geheele personeel, dat tot de Koninklijke Militaire Academie behoort, zeer eerbiedig maar tevens van ganscher harte dank te betuigen voor de hooge eer heden aan de Kon. Mil. Academie bewezen. Ongetwijfeld zal deze dag voor het personeel dezer inrichting onvorgetelfik blijven. Voor hen wien het voorrecht ten deel viel zooeven door U. M. persoonlijk te worden onderscheiden, is die dag er een zooals aan slechts weinig monschen in hun lever, wordt geschonken.
         Het moge U. M. behagen den hartgrondigen dank, dien ik voor hen uitspreek, te aanvaarden. U. M. gelieve verzekerd te zijn, dat het 't streven van ons allen, officieren en leeraren, is en blijven zal. om de Kon. Mil. Academie te doen beantwoorden aan het doel, waarvoor zjj in het leven werd geroepen, hot vormen van degelijke officieren van alle wapens voor het Nederlandsche en Ned.-Indische leger, van officieren, die aan militair wetenschappelijke kennis practische bruikbaarheid paren en die den eed. welken zjj bjj hunne indienststelling als 2e-luitenant zullen afleggen, gedurende hunne militaire loopbaan getrouw tot in den dood gestand zullen doen. De belangstelling door Uwe Majesteit en Uwe Koninklijke Hoogheid in de Academie betoond, zal voor ons oen prikkel te meer zijn om onze gewichtige taak met Ijver en toewijding te vervullen. Het moge nijj vergund zjln aan onze gevoelens van dankbaarheid uiting to geven, door het instellen van een dronk op het welzjfn van U. M. on ü. K. 11! Leve do Koningin! Leve de Prins der Nederlanden!
                De Koningin antwoordde hierop aldus:
        Generaal! Waar het den Prins en M(j tot ons groot leedwezon niet mogeljfk is geweest de feesten ter herdenking van het 75-jarig bestaan der Academie bjj te wonen, verheugt het ons thans dubbel de inrichting in oogenschouw te nemen, waaraan de opleiding van de officieren van het Nederlandsche en het Nederlandsch-Indische leger is toovertrouwd. Met ingenomenheid en genoegen denk Ik nog stoeds terug aan de proeven van kunde en lichamelijke vaardigheid tijdens mjjn eerste bezoek afgelegd en ook heden heeft de

        Foto's van Waegeningh en Cadet Giesberger.

Oefeningen der Cadetten.

- 17 -

- 18 -

egroet, Gij, Eed'le Vrouwe, Gy, Dierbre Koningin; Gegroet met liefde en trouwe, Met vreugde en fleren Zin. Gegroet in deze stonden, G|j, Prins van Nederland, Met 't Vorstenhuis verbonden In éénen liefdeband. Der eeuwenglans Vlocht U een krans U, Neerlauds Koningin! Naar 't grijs verleên Voert 't heden heen, Naar 's Lands roemvol begin. In ons gewest Werd 't eerst gevest Oranje-Nassau’s vaan. Haar krone steunt, Haar trone leunt Üp eeuwenoud bestaan.

In U wordt verheerlijkt 's Lands deugd en 's Lands roem,
Vorstin van Oranje-Nassau;
Zachtzonnig omstraalt Gij ons dierbare land,
Ons Volk, dat geheel U zijn hart heeft verpand,
Zijn liefde, Zijn steun en Zijn trouw.

Gegroet, Gij, Eed'le Vrouwe,
Door zonen van Breda;
Zij slaan met liefde en trouwe
Uw heilvol leven ga.
De Algoede ombloeme Uw wegen
Met al zijn Vadermacht;
Hij schenke U ruimen Zegen
En biede U steun en kracht!

Weest WELKOM, Koninginne,
Vorstin en Prins, tezaam;
Wjj streng'len, blij van zinne,
Een krans om beider naam,
Leeft lang, met welgevallen,
Met 't Volk in één verband,
Leeft lang, tot roem van allen,
Tot heil van 't Vaderland!

- 19 -

    Toen de laatste klanken waren weggestorven, nam Baron Van Keppel het woord.
        Majesteit!
        Koningklijke Hoogheid!
    Daartoe uitgenoodigd door de commissie tot de herdenking van. het 500-jarig bestaan van het Doorluchtig Vorstenhuis van Nassau-Oranje als Heeren en Baronnen van Breda, betuig ik allereerst aan Uwe Majesteit en Uwe Koninklijke Hoogheid mijnen eerbiedigen dank voor de hooge eer die mij te beurt valt een kort woord ter Inleiding te mogen spreken.
    Dat dan mijn eerste woord, een woord van welkom zij aan Uwe Majesteit, Neerlands geëerbiedigde Koningin, die zoozeer mede leeft met Uw volk, dat U door Uwe Hooge tegenwoordigheid ons dezen dag wilt stempelen tot een onvergetelijken feestdag, tot een dag van groote beteekenis voor Stad en lande van Breda.
    Een hartelijk welkom, duizend malen welkom, mag ik Uwe Majesteit en Uwe Koninklijke Hoogheid, Prins der Nederlanden, toeroepen uit naam van allen,

die uit de Baronie en van elders naar hier zijn opgekomen om U te huldigen en te begroeten, maar inzonderheid uit naam der commissie, die de oprichting van dit gedenkteeken heeft ter hand genomen en die haar pogen thans bekroond mag zien met dit onwaardeer bewjjs van Uwe vorstelijke gunst.
        Niet hot minst echter hartelijk welkom uit naam der ingezetenen van Breda's oude veste, de stad van Uw voorgeslacht, die trots er op is de bakermat te zijn van ons geliefd Koningshuis.

        Ook tot U, hoogwaardigheidsbekleederes in Staat of Gewest, Heeren Burgemeesters der Baronie-gemeenten en verdere autoriteiten een woord van welkom en van dank voor uwe tegenwoordigheid aan deze plaats, waar wij door woord en beeld gedachtenis willen vieren van al hetgeen het doorluchtig Vorstenhuis van Nassau-Oranjo v|jf eeuwen lang voor ons is geweest.
        De Nederlandsche historiebladen, doch vooral ook de geschiedenis van Stad en Lande van Breda vermelden het immers, hoe op 24 Augustus 1404. een telg uit een der oudste en meest vermaarde dynastién van Europa, Graaf Engebrecht van Nassau, aan de zijde van zijn jeugdige gemalin Johanna van Polanen, Erfvrouwe dezer landen. zjjn "blijde incomste" deed binnen de poorte Breda, waar zij door de ingezetenen als Heer en Vrouwe werden gehuldigd.
        Merkwaardig on belangrijk feit! Vijf volle eeuwen reeds geleden, doch dat van zoo groote beteekenis is geworden voor onze stad, ja voor het geheele land!
         De eerste Nassau in deze landen geëerd en gevestigd in onze stad en Baronie, voortaan de zetel van zijn geslacht'. Hij de stamvader niet alleen van den tak Nassau-Breda maar daardoor ook van ons latere Koningshuis.
        Vijfhonderd jaren lang heeft de klimmende leeuw van Nassau zich gehandhaafd in het bestuur des lands, maar wat meer zegt, ook in de harten der ingezetenen, zoodat do oude wapenspreuk "Je Maintiendrai Nassau" ten volle is bewaarheid en een zegen geworden voor ons volk.
        Maar bovenal geldt dat voor Breda dat zoo lange jaren de bijzondere bezitting is gebleven van het Edele Nassausche Huis, dat in opvolgende geslachten de zetel was van hun bestuur en waar ginds in onze schoone kerk hun

gebeente rust te midden van hunne trouwe landzaten.
    Van toen af is de band gelegd die Vorst on Volk to samen bindt, een band die nimmer verbroken werd.
    Telkens wend die band vernieuwd, telkenmale versterkt en bekrachtigd.
    Achttien Heeren uit dit stamhuis zag Breda in den loop der tijden binnen zijne muren en allen, behalve de zoo vroegtijdig en zoo jammerlijk omgekomen Prins Johan Willem Friso, werden hier gehuldigd en plechtig werd hun hou en trouw beloofd.
    Moet ik ze U noemen, die Baander Heeren van Breda, wier namen wij wel deden beitelen op dit gedenkteeken. doch voor wie reeds eerezuilen werden opgericht in onze harten van onze vroegste jeugd af aan: wier groote daden voor land en vrijheid wij bewonderd hebben en wier voorbeeld, al de eeuwen door, de besten van ons goslacht hoeft aangemoedigd om hun spoor to volgen,
     Gij eischt voorzeker niet van mij dat ik U in deze weinige oogenblikken de talrijke voorrechten en weldaden zal opsommen. die vooral Breda ontvangen mocht van zj|ne graven Engelbrecht I en II, noch dat ik U uitvoerig herinneren zal aan graaf Hendrik van Nassau en diens zoon Reinier, den eersten Oranje Prins in

- 20 -

deze landen die onder anderen door den bouw van het nieuwe kasteel, thans nog van zooveel waarde voor Breda, ook onze stad in eer en aanzien deden stijgen. Of behoef ik U wel te wijzen op het worsteltijdperk onzer historie, op Prins Willem van Oranje, den vader des vaderlands. op den dapperen Maurits van Nassau, of den stedendwinger Prins Frederik Hendrik?
    Hunne namen te noemen is immers genoeg om ons te herinneren wat zij voor onze vrijheid hebben gewrocht en ons den tol van dankbare hulde te doen betalen. die wij hun verschuldigd zijn.
     of zou het noodig kunnen zjjn U het jaar 1672 te binnen te brengen toen het benarde Nederland steun on hulpe vond bjj den jongen Prins Willem III. later ook Engelands grooten Koning, die ons volksbestaan redde van den ondergang en die ondanks zijn machtigen strijd voor het staatkundig evenwicht in Europa, toch zijn goede stad Breda niet vergat toen rampen haar troffen.

        Doch waar zou ik beginnen of wanneer zou ik eindigen als ik de historiebladen wilde opslaan, waaruit ons immers als van iedere bladzijde tegenblinkt wat Nassau-Oranje voor ons is geweest en hoe de woorden van koning Willem III "Oranje kan nooit genoeg voor Nederland doen" geheel gegrond zijn op de traditie van zijn geslacht.
        Is het dan wel te verwonderen dat in de aloude Baronie een aandrang en behoefte ontstond om naar de mate harer krachten, een eenvoudig teeken op to richten als een mijlpaal op den weg der eeuwen, als een dankbare herinnering aan onze vroegere Heeren en als eene belofte voor de toekomst!
        Wie nam niet gaarne deel aan de commissie voor dat doel ingesteld? Wie schonk niet gaarne eene bijdrage om de uitvoering mogelijk te maken?
        Uit schier alle gemeenten der baronie werden giften ontvangen en op 24 Augustus 1904 toen de vijf eeuwen vervuld waren die ons scheidden van de "blijde incomste" van den eersten Nassau in de Neerderlanden, waren genoegzame fondsen bijeengebracht en kon onder eene spontane uiting van geestdrift voor ons Vorstenhuis het ontwerp van het monument worden goedgekeurd en vastgesteld.
        Zoo word dan dit ontwerp in uitvoering gebracht en geplaatst op historischen grond, het schoone Valkenberg* eertijds het fraaie lustpark onzer Heeren, en thans nog de schoonste parel aan Breda's stedekroon.
        Gebouwd op een voet van het hechtst graniet vertoone dit gedenkteeken zich straks aan aller oog als een "vaste burcht", een zinnebeeld van ons doorluchtig Vorstenhuis, omgeven met de wapenschilden der baronie-gemeenten als een teeken onzer trouw.
        De vijf hoeken en zijden zullen ons doen denken aan de vijf eeuwen, die achter ons liggen: zij bevatten niet alleen het begin in een schoon relief de voorstelling van den blijden Intocht van den eersten Nassau in Breda, doch ook in chronologische volgorde in gulden letteren de namen der opvolgende Heeren tot op dezen dag.
        Op den trans de trouwe wachter. Nassau's fiere leeuw in Hollands gaarde, met opgeheven zwaard het wapenschild der Baronie beschermende en daaronder de oude doch niet veroudorde wapenspreuk: "Ce sera moi, Nassau".
        Moge dan dit gedenkteeken voor ons allen en voor het nageslacht tot in lengte van dagen het symbool zijn onzer liefde en trouw en van onze gehechtheid aan Uwe Majesteit en Haar Huis!
        Uit naam der commissie aan wier zorgen de uitvoering van dit gedenkteeken is toevertrouwd en wier taak straks ten einde is, richt ik thans tot Uwe Majesteit eerbiedig de bede, dat het Uwe Majesteit behagen moge het omhullend doek te doen wegnemen.
                Ik heb gezegd.
        H. M. antwoordde op deze toespraak als volgt:
        Het zal mij bijzonder aangenaam zijn, gevolg gevende aan uw verzoek, dit gedenkteeken te onthullen, het welk herinnert aan de vestiging van mijnen voorzaat, Engelbrecht van Nassau,

in het land van Breda. Ik zie in de oprichting van dit monument een hernieuwde, treffende getuigenis van de gevoelens van aanhankelijkheid van mjjn volk voor mijn stamhuis, die mij tot groote erkentelijkheid stemt.
        Meer dan vijf eeuwen scheiden ons van den dag. waarop de eerste Heer van Breda uit het huis van Nassau zijne blijde „incomste” deed in ons vaderland, eeuwen van geluk voor mjjn geslacht, omdat zjj het sameuvlochton mot liet liof en leed van het Nederlandsche volk, waaraan mijn huis zoozeer verknocht is. Ook in mij leven voort, de gevoelens, die mijn voorvaderen bezielden en het opnieuw geleverde bewijs van de trouw van mijn volk zal mij tot steun strekken bij de vervulling mijner roeping.
        Ik onthul dit monument en spreek den wensch uit. dat het moge bijdragen tot bevestiging van het verbond van Nederland en Oranje.
        Koningin Wilhelmina deed eigenhandig het omhullend doek vallen en toekende, met den Prins, de oorkonde, vermeldende het plechtig feit. en die bestemd was om ingemetseld te worden. De oorkonde gecalligrapheerd op perkament door den Heer P. W. van Gils, Commies ter Secretarie, luidt als volgt:
        In den jare een duizend negen honderd en vijf op den derden Juli is ter dezer plaatse onder de zegenrijke regering en in hoogst-

- 21 -

vereerende tegenwoordigheid van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Baronesse van Breda, enz, enz, enz., alsmede in tegenwoordigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden. Hertog van Mecklenburg, enz, enz. enz., Harer Majesteits doorluehtigen gemaal, dit gedenkteeken onthuld, dat de volgende opschriften draagt:
     "Graaf Engelbrecht van Nassau en zjjne gemalin Johanna van Polanon ingehuldigd als Heer en Vrouwe van Breda "24 Augustus 1404.
     "Opgericht ter eere van het Doorluchtig Vorstenhuis Oranje Nassau door de ingezetenen der Baronie van Breda den "24 Augustus 1904."
     Uit den Bredaschen tak van het Edele Huis van Nassau ontsproot Neerlands roemruchtig Vorstengeslacht."
    Deze stichting heeft plaats gehad ter dankbare herdenking van het vijfhonderd jarig bestaan van het Doorluchtige Vorstenhuis als Heeren en Baronnen van Breda en is bekostigd uit particuliere bijdragen van de ingezetenen alsmede uit bijdragen uit de openbare fondsen van de volgende gemeenten, behoord hebbende tot de voormalige Baronie van Breda:
     Breda, Prinsenhage, Oosterhout, Teteringen, Hoeven c. a. Gilze en Rijen, Dongen. Alphen en Riel, Klundert, Willemstad. Steenbergen, Wouw, Roosendaal. Baarle-Nassau. Etten en Leur. Rucphen c. a. Chaam. Rijnsergen, Zundert , Ginneken en Terheijden.
    Het gedenkteeken werd ontworpen door den WelEdele Zeer Geleerden Heer Dr. P. J. H. Cuypers, Architect der Rijks Museumgebouwen en uitgevoerd door de Heeren Cuypers en Co. te Roermond onder leiding der Stichtings-Commissie,bestaande uit ingezetenen der gemeente Breda en de Heeren Burgemeesters der bovengenoemde gemeenten en met medewerking van den Gemeenteraad van Breda.
    Hare Majesteit de Koningin en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden, daartoe eerbiedig uitgenoodigd. Bewezen aan de StichtingsCommissie en daarmede aan de geheele Baronie van Breda de hooge eer om de van deze plechtige onthulling opgemaakte oorkonde wel te willen onderteekenen. Handtekening van H. M. de Koningin. Idem van Z. K. H. den Prins. De Stichtingscommissie,

         Handtekening van Z. E. den Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant.
        Burgemeester en Wethouders van Breda.
        De Gemeenteraad van Breda.
        Het monument staat juist tegenover de Willemstraat, den hoofdverkeersweg van en naar het station, aan den ingang van het Valkenberg. Het silhouet vertoont een toren of burcht met cirkelvormig grondvlak. Het voetstuk is van z.g. ijzersteen, een grijze steensoort uit de groeven van Villers-le-Temple aan de Maas en vormt van onderen een regelmatigen tienhoek.
        Dit sous-basement is gedekt met een zwaren hardsteenen rand, waarop het breede plint van zandsteen, dat de na te noemen opschriften bevat. Rondom aan de bovenzijde is dit plint omkranst met de wapenschilden van de 20 gemeenten, die voormaals tot de Baronie van Breda behoorden, waarboven met eenigen terugsprong zich eene in vijf vakken verdeelde kolom verheft. Deze vakken zijn gescheiden door driedubbele colonetten. en is het geheel met een bladerenlijst afgedekt.
        Boven deze ljjst, op de vijf hoeken buitenwaarts uitspringende, zijn kanteelen aangebracht, die aan het geheel het karakter van eene burcht of vesting verleenen en die aan de voorzijde de oude wapenspreuk van Nassau „Ce sera moi Nassau" te lezen geven.
        In het midden boven deze kanteelen is een Hollandsche tuin geplaatst, waarin de Leeuw van Nassau gekroond met de Koningskroon en houdende in den rechterpoot een opgeheven zwaard en met den

- 22 -
linker omklemmende het wapenschild van de Baronie.
        De drie vakken aan de voorzijde, die naar de Willemstraat gekeerd, bevatten een relief, den intocht binnen Breda voorstellende van Graaf Engelbrecht van Nassau en diens gemalin Johanna van Polanen in 1404; en op de beide andere vakken zijn de namen ingehouwen van 18 heeren, van genoemden Graaf Engelbrecht af tot op onze Koningin Wilhelmina, met de jaartallen van hunne huldiging binnen Breda en die van hun overlijden.
    Op deze vakken zijn als bekioning dier namen de vereeuigde wapens aangebracht van Graaf Engelbrecht en Johanna van Polanen en van H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden.
    Alle wapens zijn in de heraldische kleuren geschilderd die helder afsteken tegen de zuiver blanke zandsteen, waarvan het geheel gebouwd is.
    Op het bovengenoemde voetplint zijn de volgende opschriften ingehouwen, als:
le. aan de voorzijde:
        "Graaf Engelbrecht van Nassau en Zijne gemalin Johanna van Polanen, ingehuldigd als Heer en
        Vrouwe van Breda 24 Augustus 1404."
2e. rechts omgaande:
        "Opgericht ter eere van het Doorluchtig Vorstenhuis Orauje-Nassau door de ingezetenen der
        Baronie van Breda den 24 Augustus 1904."
3e. tusschen de beide vorige:
"Uit den Bredaschen tak van liet Edele Huis van Nassau ontsproot Neerlandsch roemruchtig Vorstengeslacht."
Op den rand staat:
        "Onthuld door H. M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, 3 Juli 1905."
        Voorts is op eeuigen afstand in 20 vakken een sierlik ijzeren hekwerk geplaatst, zoodat
gelegenheid bestaat het gedenkteeken zelf met bloemperken of heestergewas te omgeven.
        Boven het fundament is de hoogte ongeveer 8 M. bjj een diameter van 2.75 M.
        De overdracht van het monument aan de gemeente Breda geschiedde, na de onthulling, door P. van Dam, voorzitter van de monument-comrnissie terwijl de burgemeester het namens de ge- aanvaardde. Van de stichtings-commissie noemen wij: E. 11. A. Guljé, eere voorzitter: Mr. M. P. Dam, voorzitter; jhr. mr. A. Reigersman, ondervoorzitter; J. R. baron van Keppel, secretaris, en met de overste van de^stichting, mej. Begijnhof nuur een uqunrcl vnn Ant. Beek. Origineel in 't bezit van lierman de Ruiter, Breda. Mr. M. meente M. van L. A. M. van Mierlo, penningmeester.

    Toen volgde het bezoek aan het Begijnhof, een der oudste, en, mèt het gelijknamig hofje te Amsterdam, misschien de eenig overgebleven stichting van dit soort in ons land. Dat bezoek was heel aardig en intiem.
    Boven den ingang hing deze eenvoudige historische herinnering: „Gesticht in 1240 door Godevaert IV van Breda en zijne vrouw Machtelt van Diest." En aan de andere zijde van de poort, als men het lage portaal was doorgegaan, las men deze opdracht: „Hulde en dank van het Begijnhof aan zijne eeuwenoude beschermers, het Doorluchtige Vorstenhuis van Oranje".
    Monseigneur van de Corput, vicaris-generaal, tevens pastoor van liet Begijnhof, in purper ambtsgewaad gekleed, heette de Koningin en den Prins aan de buitendeur welkom, met de overste van de stichting, mej. Janssen, naast zich. Eerst werd
de kapel bezichtigd. Op den weg
daarheen stonden de bewoonsters

van het hofje in twee rijen terzijde van het gele klinkor-pad geschaard, en toen de hooge bezoekers nader kwamen, bogen al die zwarte figuurtjes zich eerbiedig voorover, en knikten de gezichten, uit de witte kappen, lachend en verheugd Hare Majesteit en den Prins tegen. Want hier in 't vriendelijk vredig hofje, dat in een wijden kring ligt om een grooten tuin vol bloemen, behoeft men geen religieuse kilheid te verwachten, ’t Is een béguinage, zooals men er verscheidene in België aantreft. Een pensionaat voor oude juffrouwen, die hier kalmpjes en welgeborgen leven, zonder zware ordeplichten, in aardige reine huiskens, waarin een devote atmosfeer hangt, en een kloosterlijke eenvoud heerscht. Na het bezoek aan de kerk, waar 't heel stil was, en de zon door de gekleurde ruiten op het altaar scheen, ging het naar de pastorie, een gezellig ouderwetsch huis, aan liet eind van het hofje, en van daar naar de woning van de overste, waar de z.g. Begijnen- rijst klaar stond. De aanbieding van die rjjst, of liever gezegd rijstebrij, is een heel oud gebruik. Alle vorsten van Oranje die liet hofje bezochten hebben er van geproefd, en natuurlijk mocht hel dit keer dus ook niet achterwege blijven. Waarmee de rijst is klaar gemaakt wordt natuurlijk — o huisvrouwen — stipt geheim gehouden, maar zooveel is zeker dat ’t lekker moet smaken. Voor deze gele­genheid had de suikerbakker een waar kunstwerk van het eenvoudig

Begijnhof

- 23 -

Begijnhof
Vertrek Begijnhof

In de Groote Kerk, waar II. M. en Z. K. H. ver­volgens even afstapten, waren ter ontvangst aanwezig de colleges van kerkvoogden en notabelen en de leden van den kerkeraad. De voorzitter van het college van kerkvoogden de heer D. van Geluk, sprak de Koningin en den Prins toe, waarna de kerkvoogden en de voor­zitter van de commissie tot restauratie der kerk. Mr. M. Tydeman Jr., werden voorgesteld. Het was heerlijk koel in liet merkwaardige, eeuwen oude gebouw vol herinneringen. Het eerst werden- be­zichtigd de graftomben van Jan van Polanen en zijne beide vrouwen, en van Jan II; daarna het wonderschoon gerestaureerde monument van Engelbrecht I, voorstel­lende den graaf zelf met zijn gemalin, en zijn zoon Jan met diens gemalin, Maria van Loon, knielende voor de Heilige Maagd en het kindeke Jezus; ten slotte het meest bekende en beroemde monument, door Michel Angelo — anderen zeggen door Thomas Bolonius - ge­wrocht en door Hendrik van Nassau opgericht tereere van zijn oom Engelbrecht U. Op de tombe liggen de beeltenissen van Engelbrecht en Limburg; hg, gestorven aan de tering, zy aan de slaapziekte. Vier forsche gestalten torsen een zware marnieren tafel, waarop 's Graven wapenrusting. Ook maakte men het Vorstelijk Echtpaar attent op de zeldzame koperen plaat, liggende op een der grafkerken, een product van oude kunst. Tijdens de rondwandeling speelde de organist, de heer Govert Dorrenboom, zachte koraal-muziek, Het bezoek aan hel R. K. G asthuis aan den Haag- d|jk was niet meer dan een voorbijrit. De Vorstelijke bezoekers stegen nl. niet uit, en ontvingen, zittende in Hun rijtuig, de ovatie van de bewoners van het

gasthuis, die op 't trottoir voor het gebouw geschaard stonden. De overste van bet gesticht, Mej. J. S. Claejjs, sprak tot het Koninklijk echtpaar eenige woorden van welkom, en de oudste der geneesheeren, de heer F. J. M. Heylaerts, gaf uiting aan de vreugde die allen bezielde. Daarna nam de heer Heylaerts de allerjongste verpleegde uit het gasthuis op zijn arm, en deed haar H. M. een pracht van een bloemruiker aanbieden.

- 24 -

Wie hiervan moer wotischt te weten, verwjjzen w(| naar hot door tien Hoer J. R. Btron Van Koppel samengestelde werkje, dat voor oen bagatel b(j alle Boekhandelaren te verkrijgen is, en welks opbrengst geheel ten bate der kerk komt.

- 25 -

    Rjjdende van het Gasthuis naar het Diaconessenhuis werd H. M. in de Lange Brugstraat voor de Luxe Broodbakkerij, van den Heer 't Sas, Hofleverancier door zijn dochter Mej. Lucie 't Sas een fraaie bloemruiker aangeboden en door H. M. minzaam aanvaard.
    Iets langer duurde het bezoek aan liet Diaconessenhuis aan den Wilhelminasingel, waar de Koningin en de Prins ontvangen werden door Mevr. Douairière Baronnesse van Heeckeren van Walién en de Directrice, Mej. P. H. Koomans. De kleindochter van eerstgenoemde voegde bij den schat van bloemen wederom een ruiker. In de ontvangkamer werden daarna de andere leden van het bestuur voorgesteld, t. w. de de adjunct-directrice mej. L. M. A. Scherer, de geneesheer Dr. P. A. Bossers, en Ds. F. J. J. Loeff.

Aanbieding bouquet aan Wilhelmina

         Voor de patiënten was het een heele verrassing toen Hare Majesteit toestemmend antwoordde op de vraag of Zij ook even in de ziekenzalen een kijkje wilde nemen. Eerst werden de patiënten 3e klasse bezocht, daarna werd even gepoosd in de serre van de zieken 2e klasse. Alle patiënten toespreken dat kon niet, daar was de tijd te kort voor, maar toch had de Koningin er voor gezorgd dat aan elke zieke namens Haar een geurig bouquetje werd gegeven. En die attentie maakte veel indruk! Men was er waarlijk over uit.
        Na een grooten rijtoer door de stad werd ten slotte naar het Stadhuis gereden, waar de jongejuffrouw Ingen Housz H. M. een bouquet aanbood.
        Op de Groote Markt wachtte de beminde Landsvrouwe en Haar Gemaal een algemeene volkshulde. De geestdrift steeg hier ten top en de marechaussee kon de menigte nauwelijks in bedwang houden, 't Was een hartelijke jubel, een feestklank zoo zuiver en oprecht, dat de Koningin onwillekeurig even stil hield, en op het bordes van de harsteenen stoep dankend boog en wuifde.
        De witte hal van het Raadhuis, waar de talrijke portretten van vroegere regentengeslachten anders de eenige versiering uitmaken, was mooi en stemmig ingericht. De blauwsteenen vloertegels gingen

Op weg naar stadhuis

schuil onder een zwaar tapijt, de hoeken waren gemaskeerd met hooge planten, en tegen de blanke muren klom het klimop naar boven.
    In de Raadzaal werden de leden van den gemeenteraad door den Burgemeester, den Heer Ed. Guljé, aan de Koningin voorgesteld, terwijl de Heer A. P. Scheltus, wethouder, de namen der vroede mannen aan den Prins bekend maakte.
    De burgemeester sprak vervolgens de hooge bezoekers als volgt toe:

    Geëerbiedigde Majesteit!
    Hooggeëerde Prins der Nederlanden!
Het is mjj eene hooge eer Uwe Majesteit en Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins der Nederlanden, namens den gemeenteraad en de geheele bevolking hartelijk welkom te heeten in de hoofdplaats der aloude Baronie. Dit Koninklijk bezoek aan Breda heeft vreugde gebracht aan allen, en dank breng ik Uwe Majesteit on Zijne Hoogheid den Prins uit de volheid des harten voor de bijzondere eer, welke Koningin en Prins Breda hebben waardig gekeurd. Nauwelijks was het heuglijke bericht ontvangen dat Uwe Majesteit Breda zoude

- 26 -

bezoeken of van alle zijden trad de blijde herinnering naar voren, dat Breda op Dinsdag 25 September 1894 de hooge eer mocht te heurt vallen Uwe Majesteit. aan de zijde van Uwe beminde Koninklijke moeder te begroeten. Die vereerende begroeting, Majesteit, geschiedde te dezer zelfde plaats on ook aan mij was de hooge eer opgedragen Uwe Majesteit te mogen toespreken.
         Bijna elf jaren zijn sinds voorbij gegaan en binnen die spanne tjjds zagen wij Uwe Majesteit een vorstelijke echtverbintenis aangaan.
         Gejuicht heeft Breda met het geheele Nederlandsche volk bij die zoo allergewichtigste gebeurtenis en er is eene bede opgegaan voor Uwer Majesteits geluk on welzijn.
         Merkwaardig is deze dag voor hot Koninklijk Huis, voor land en volk en bijzonder voor de baronie van Breda.
         Vijf volle eeuwen is thans de baronie van Breda met het vorstelijk huis van Oranje-Nassau verbonden; vijf volle eeuwen zijn getuigen van de onafgebroken liefde en trouw der baroniebevolking jegens Uwer Majesteits beroemd Vorstenhuis.
         Die liefde en die trouw wonen onwrikbaar in aller harten en spreken thans zichtbaar door het heden onthulde gedenkteeken.
         Wilt, geëerbiedigde Majesteit en Koninklijke Prins, nogmaals den dank van de gemeente Breda voor Uw hoogst vereerend bezoek aanvaarden; weest overtuigd dat Uw geluk haar steeds zeer ter harte gaat en dat hier immer met eerbiedige geestdrift de kreet zal worden gehoord, evenals ik dien thans aanbef

Leve onze Koningin!
Leve de Koninklijke Prins!
Leve de Koningin-Moeder!

        De Koningin antwoordde hierop:
        Mijnheer de Burgemeester.
        Ik ben diep getroffen door de schitterende ontvangst welke den Prins en Mij heden, zoowel van het Gemeentebestuur als van de ingezetenen van Breda is ten deel gevallen.
        De geestdriftvolle toejuichingen, de kwistig versierde straten, de ontelbare blijken van liefde en verknochtheid, van de zijde der bevolking ondervonden, hebben opnieuw de overtuiging bij Ons bevestigd van de onbezweken trouw van de Baronie van Breda sedert meer dan vijf eeuwen aan Mijn Stamhuis betoond.
        Het fraaie gedenkteeken. opgericht als herinnering aan den eersten Graaf van Nassau, die den titel van Heer van Breda mocht voeren, zooeven door Mij onthuld, was de onmiddeljjke aanleiding van Onze komst alhier. Dit bezoek strekt u zeker niet minder ten bewijze van Onzen wensch. de banden, in de late middeleeuwen tusschen Breda en het Huis van Nassau gelegd en in de nieuwe geschiedenis door de Prinsen van Oranje bevestigd, zoo mogelijk nog nauwer aan te halen.
         ik heb op dezen dag met voldoening de voor ons vaderland zoo belangrijke militaire inrichting bezocht., welker geschiedenis meer dan drie kwart eeuw met die dezer gemeente is saamgevlochten, on welker feest zóó luisterrijk door de ingezetenen van Breda is gevierd.
        Met belangstelling volg Ik al datgene, wat tot den bloei dezer gemeente strekt. Ik denk hierbij aan de verschillende takken van nijverheid die hier gevestigd zijn, zoovelen handen arbeid verschaffen on welvaart in deze streken brengen. Dat de bloei en het welzijn van Breda immer moge toenemen, blijft steeds Mijn oprechte wensch.
        U de verzekering gevende, mijnheer de Burgemeester, dat Ik ook van dit tweede bezoek schoone en onvergefelijke herinneringen medeneem. verzoek Ik u de bevolking dezer gemeente Onzen hartgrondigen dank over te brengen voor al de bewijzen van liefde on aanhankelijkheid van haar ontvangen.

     De vorstin en de Prins begaven zich vervolgens naar een der voorzalen om eenige ververschingen te gebruiken.
    Inmiddels voerde Breda's Mannenkoor daar buiten onder leiding van den directeur, den heer H. W. G. van Nieuwenhoven, eenige liederen uit, en het was voorzeker eene blijde verras en groote eer dat het Hare Majesteit behaagde aan de zangvereeniging het predicant ..Koninklijke” te verleunen.
    Even na zes uur vertrokken Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik weder uit de stad, tot het laatste moment vergezeld van het gejuich van een hartelijk verknochte burgerij.
    Aan het station was opgesteld een eerewacht van het 6de regiment infanterie, met het vaandel, onder commando van den kapitein Rogier, en waren aanwezig de wethouders met gemeente-secretaris, de gouverneur der K. M. A. met den eersten officier en zijnen adjudant, en de kolonel van het Be regiment infanterie. De muziek

Mannenkoor

van dat regiment speelde bij hel instijgen een marsch. en langzaam stoomde de trein weg langs de spoorbaan, toegejuicht door menschen, die het Vorstelijk Paar nog een laatsten groet wilden brengen.
        Na het vertrek van de Koningin en den Prins vereenigden zich de leden van den gemeenteraad en van de monument-commissie aan een feestmaaltijd, waarbij de burgemeesters van de Baronie als gasten genoodigd waren.
        De feestelijkheden waren hiermede echter nog niet geëindigd. De stad was vol muziek en zang en pronkte met een wonderschoone verlichting, zoodra bet duister begon te vallen. Om 10 uur werd in

- 27 -

het Noorderkwartier een schitterend watervuurwerk afgestoken. dat — het spreekt vanzelf — besloot niet denzelfden kreet die heel den blijden dag van aller lippen had geklonken:

"Leve de Koningin!" Leve Prins Hendrik.

Naschrift

        Bij Koninklijk besluit z|jn behalve de reeds gemelde personen benoemd in de orde van Oranjt Nassau: Tot Officier Air. M. P. M. van Dam, voorzitter Monument Commissie, tot Ridder J. R. Baron van Keppel Secretaris .Monument Commissie, W. G. H. Roinbouts. Wethouder, F J. M. Heylaerts Lid van den Gemeenteraad, Zuster .J. S. Claeijs, Overste R. C. Gasthuis, A. L. G. H. M. Coenen, Burgemeester der gemeente Roosendaal en Nispen :L. Kamerling, Majoor- commandant der dienstdoende schutterij te Breda, en de eere medaille der orde van Oranje Nassau, in zilver, toegekend aan C. de Jongh eerste stadsbode en congierge ten gemeentehuize te Breda, terwijl de volgende proclamatie met genoegen door de Bredanaars werd ontvangen:

Naschrift

             Aan de Ingezetenen van Breda.

                De burgemeester van Breda brengt met ingenomenheid het volgende telegram ter kennis van de ingezetenen:
                                    Burgemeester van Breda,
                Ingevolge de bevelen der Koningin heb ik de eer u, den gemeenteraad, zoomede de monument- en feestcom-
                missiën, Harer Majesteits bijzonderen dank over te brengen voor de hulde aan Hare Majesteit en Hoogstderzelver
                 Huis op den feestdisch van gisteren gebracht. De Koningin draagt mij bovendien op, u allen hierboven vermeld,
                 nogmaals te herhalen dat Hoogstderzelver bozoek aan Breda de aangenaamste herinneringen bjj Hare Majesteit en
                Zijne Koninklijke Hoogheid achterlaten en voortdurend gevoelens van oprechte erkentelijkheid voor de warme
                ontvangst in die stad en de menigvuldige huldebetuigingen door Breda's inwoners aangeboden bjj Hare Majesteit
                en Zijne Koninklijke Hoogheid levendig houden.

• De adjudant van dienst, Dumonceau.

                        Met zelfvoldoening en eere mag alzoo worden terug gezien op hetgeen door eendrachtige samenwerking is tot stand gebracht. Een-ieder. - het verdient openlijk gezegd te worden, — heeft zijn beste gave en krachten dienstbaar gemaakt om de geliefde Koningin on Z. K. H. den Prins te huldigen op eene wijze, Breda waardig.
                        Daarom breng ik aan de geheele gemeente en aan een-ieder in bijzonder die op welke wijze ook, heeft medegewerkt tot hot welslagen van den merkwaardigen feestdag, mijnen hartelijken dank.
                        Het huldebetoon aan Hare Majesteit en Z. K, H. den Prins heeft niet enkel uitgeblonken door schoonheid on belangrijkheid, maar ook door lofwaardige ordelijkheid.
                        Breda heeft weder zijn ouden, goeden geest doen schitteren. Die geest blijve het kenmerk onzer goede gemeente!
                        Ten behoeve van de algemeens armen dezer gemeente deed Hare Majesteit mij toekomen de som van duizend gulden.
                        Breda. 4 Juli 1905.

De Burgemeester,
                ED GUIJÉ.

- 28 -