30. Situering van de Haagpoort of Antwerpse poort in het huidige stratenplan.
(colh GAB)
Afbeelding 30 geeft een idee waar men zich de vroegere poort moet denken. De situatie hier is echter zozeer gewijzigd, dat er veel fantasie voor nodig is om zich de oude toestand voor te stellen.
Gelukkig zijn er wel foto's, die ons daarbij een beetje kunnen helpen. Het buitenfront van deze poort was niet erg indrukwekkend (afb. 31).
31. Buitenkant van de Haagpoort of Antwerpse poort omstreeks 1868. Naar Van deErve. (coll.GAB)
Aan het Koninklijk Besluit van 12 september 1867, waarbij de vesting Breda werd opgeheven, is reeds spoedig gevolg gegeven.
In 1869 kreeg de ingenieur voor de ontmanteling der vestingen, Frederik Willem van Gendt (1831-1900), van het Domein-bestuur de opdracht om een begin te maken met de (werken van) slechting van de opgeheven vesting Breda.
7 Reeds op 5 oktober deed hij een voorstel tot sloping van de Ginnekenpoort en een maand later op 4 november voor de Bossche poort.
Het jaar daarop volgden soortgelijke voorstellen voor de Waterpoort op 23 februari 1870, en tenslotte, op 25 augustus 1870, voor de (slechting van de) Haagpoort.
Een maand later op 30 september 1870 diende hij een eerste plan van uitleg der stad in, dat uiteindelijk - althans in grote lijnen - ook zou worden uitgevoerd.
Het slopen van de stadspoorten was slechts de eerste fase van de enorme metamorfose die de stad in een zeer korte tijd onderging.
Het zal zeker interessant zijn ook de slechting van de overige vestingwerken en de latere invulling van de vrijkomende terreinen na te gaan, maar dat valt buiten het bestek van deze bijdrage.
Ook de bestekken en voorwaarden voor het slopen van de poorten volgden elkaar snel op.
Van 17 november 1869 dateert Bestek nr. 1 voor de Ginnekenpoort en omgeving, van 11 december 1869 Bestek nr. 2 voor de Bossche poort, van 17 juni 1870 Bestek nr. 3 voor de Waterpoort en van 6 december 1870, tegelijk met Bestek nr. 4 voor de slechting van het lunet Coehoorn c.a., Bestek nr. 5 voor het slopen van de Haagpoort. Op 19 december 1870 verscheen tenslotte Bestek nr. 6 voor de omgeving van de inmiddels reeds voormalige Bossche poort.
In de bestekken waren op uitdrukkelijk verzoek van de"Commissie der Koninklijke Akademie tot het opsporen, het behoud en het bekendmaken van de overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroegere tijden" bepalingen opgenomen over het nauwkeurig documenteren van de te slopen bouwwerken.
Op voorstel van de ingenieur voor de onlmanlelingswer-ken was daaraan nog toegevoegd de verplichting voor de aannemers ook foto's te laten vervaardigen.
Deze opdracht werd uitgevoerd door de Bredase fotograaf C.C. Kannemans en Zoon.
Waarschijnlijk maakte de zoon, W.J. Kannemans (1841-1915), de opnamen.
Deze foto's werden zowel aan de Commissie als aan de gemeente ter beschikking gesteld.
Het college van B W besloot iedere keer na ontvangst deze afbeeldingen te deponeren bij de overige in het archief.
Daar zijn ze nu niet meer te vinden.
Korte tijd daarna waren deze"photographische afbeeldingen" van de geslechte poorten evenals andere stadsgezichten van Breda "in albumformaat" a ƒ 0,25 "verkrijgbaar", onder andere bij boekhandel P.B. Nieuwenhuijs aan de' Veemarktstraat. Later, tot in het begin van onze eeuw, werden er zelfs ansichtkaarten van deze toto's gemaakt (afb. 32-37).
De poorten werden in een recordtijd gesloopt. De Ginnekenpoort werd afgebroken in de periode 4 maart tot 11 april 1870, de Bossche poort tussen 25 april en 1 juli 1870, de Waterpoort van 20 juli tot 10 augustus 1870en de Haagpoort van 1 maart tot25 april 1871.'3
Ginnekenpoort
De werkzaamheden begonnen vrijwel meteen injanuari 1870.
Uiteraard was één van de voorwaarden bij alle poorten, dat de verkeersverbinding naar en van buiten voor voetgangers en rijtuigen - ander verkeer was er vrijwel niet - niet mocht worden belemmerd.
Vóór 1 maart 1870 werden daarom rechts van de poort en de eerste brug, evenals naast de derde brug tijdelijke hulpwegen aangelegd.
Om dit mogelijk te maken werden dus ook voor 1 maart het bastion de Noord en de buitenwerken rond de derde brug geslecht om met het afkomende materiaal de hoofdgracht en de buitengracht gedeeltelijk te dempen.
Vervolgens werd de Ginnekenpoort zelf gesloopt tussen 4 maart en 11 april 1870. De wegen door de voormalige poort en over de dammen moesten reeds op 1 mei 1870 hersteld en bestraat zijn.
Het hele werk, verder bestaande uit het slechten van een stuk van het bastion Chassé, op het restant waarvan de molen De Vier Winden bleef staan, van het ravelijn Greve, de contregarde Rohan, het dempen van de grachten, de herbestra-ting met Quenastkeien („kinderhoofdjes") en het met gras inzaaien van het overige terrein, moest op 1 augustus 1870 gereed zijn Er werden ook nogal wat bomen gerooid. Waarschijnlijk alle bomen op het ravelijn Greve
32-33. De Ginnekenpoort van buitenafen vanaf de stadszijde. Oorspronkelijk ansichtkaarten, uitgegeven bij de zomerfeesten,, Oud Breda" in 1910.
(coll.GAB)
en de contregarde Rohan, verder negen iepen die stonden op het bastion Chassé, en 71 op het bastion de Noord en op de courtine de Noord-Chas-sé, waarin zich (dus) de poort bevond.
De waarde van de bomen en het hakhout werd geschat op ƒ 985,-. Als we dat vergelijken met de waarde van het oude bouw- en sloopmateriaal, ƒ 1.090,-, zegt dat wel iets.
Bossche poort
Veel gecompliceerder was het slopen van de Bossche poort, vooral ook omdat hierbij tegelijk het slechten van een groot aantal andere vestingwerken moest worden uitgevoerd, alsmede het slopen van drie bruggen, die vervangen moesten worden door wegen over dammen.
Ten behoeve van de verkeersverbinding met Moerdijk en Oosterhout werden reeds voor april 1870 tijdelijk hulpwegen aangelegd, links van de poort en de eerste brug, alsmede naast de derde brug in de weg naar Moerdijk en naast de brug in de weg naar Oosterhout.
Om over het benodigde materiaal te kunnen beschikken werd ook voor april het bastion Mansfeld geslecht. De opgaande bomen waren door de Domeinen reeds voor 1 februari 1870 gerooid en afgevoerd.
De eigenlijke poort werd afgebroken tussen 25 april en 1 juli 1870. De bestrating van de dammen en de herbestrating onder de poort moesten voor of op 1 oktober 1870 gereed zijn.
Het hele werk, dat hier dus veel meer omvatte dan bij de Ginnekenpoort, moest 1 januari 1871 opgeleverd worden.
Merkwaardig is dat hier alleen het metselwerk van de poort en de wachtgebouwen tot 0,8 m. onder het peil van de begane grond moest worden geamoveerd. Al het overige metselwerk, zoals bekledingsmuren, beren, profielmuren, mocht niet verder dan het peil van de afgraving worden uitgebroken.
Van de poternes en kazematten 15moesten alleen de gewelven worden geslecht en de ruimten met grond worden aangevuld.
Het is dus niet vreemd, dat bij bouwwerk in deze omgeving nog steeds muur-fragmenten in de ondergrond worden aangetroffen.
De werkzaamheden vonden niet altijd zonder ongelukken plaats.
Dat blijkt uit enkele berichten in de kranten van die tijd. In de Nieuwe Breda-sche en Oosterhoutsche Courant van 17 april 1870 staat het volgende verhaal.
34-35. De Bossche poort van buitenaf en vanafde stadszijde.
Oorspronkelijk ansichtkaarten, uitgegeven bij de zomerfeesten"Oud Breda" in 1910.
(coll. GAB)
"Breda", den 13 April.
Toen donderdagmiddag te 12 uren een 5-tal arbeiders, werkzaam aan de slooping der vestingwerken buiten de Bossche poort, in ee-ne holte onder tegen den wal aldaar, hun middagmaal zaten te nuttigen, werden zij eensklaps onder een naar beneden stortend stuk gronds bedolven en zouden daaronder ongetwijfeld den dood gevonden hebben, zoo dit ongeval niet door een in de nabijheid staandejongetje ware opgemerkt geworden, dat dadelijk de overige arbeiders van het voorgevallene ging onderrigten.
Dezen spoedden zich onverwijld naar de aangeduide plaats en smaakten na eenige oogenblikken gravens het genoegen hunne 5 kameraden nog in tijds uit eenen hoogst gevaarlijken toestand te redden".
Over een dodelijk ongeval bericht de Bredasche Courant van 24 juli 1870."Breda, den 23 Juli.
Gisteren namiddag had bij het slechten der vestingwerken alhier een droevig ongeluk plaats. N. Rijpaart, woonachtig te Ginneken, geraakte bij het vervoer van een beladen wagen tussen een anderen geklemd. Onmiddellijk opgenomen, is hem ten huize van den heer Balemans op de Boschstraat de eerste geneeskundige hulp toegediend door de officier van gezondheid dr. A. Boele, waarna hij naar het stedelijk gasthuis is vervoerd. De ongelukkige, een gehuwd man en vader is hedenmorgen ten gevolge van zijn wonden overleden".
Maar er waren ook minder ernstige incidenten. In de Bredasche Courant van 20 oktober 1870 lezen we een bericht over het afbranden van een houten loods, even buiten de voormalige Bossche poort in de nacht van zondag 16 op maandag 17 oktober. Het leverde een"fantastisch gezicht" op. De verslaggever had er blijkbaar van genoten.
Waterpoort
Inmiddels was tussen 20 juli en 10 augustus 1870 ook de Waterpoort gesloopt.
Voor de tijdelijke hulpweg werd hier een deel van het bastion Leugenaar geslecht.
De herbestrating van de weg door de voormalige poort en over de dam die debrug verving, moest gereed zijn op 15 september 1870, het hele werk op 1 december 1870.
36-37. De Haagpoort of Antwerpse poort vanbuitenafen vanafde stadszijde. Oorspronkelijk ansichtkaarten, uitgegeven bij de zomerfeesten ,,Oud Breda" in 1910. (coll.GAB)
Haagpoort
Bij de Haagpoort werden, voor de handhaving van de verkeersverbinding met de straatweg naar Antwerpen, rechts van de poort en de eerste brug en naast de derde brug tijdelijke hulpwegen aangelegd.
Deze waren voor 1 februari 1871 gereed. Om voldoende materiaal te hebben voor het dempen van de eerste gracht, waren vóór die datum ook de courtine Prins-Holland, waarin de poort zich bevond, en het ravelijn Bulow geslecht.
Het gehele werk, hier verder bestaande uit het slechten van de poort zelf, met de daarin gebouwde wachthuizen, en van de eerste en derde brug, alsmede van kleinere werken, de herbestrating van de wegen en het met gras inzaaien van het overige terrein, moest op 1 augustus 1871 voltooid zijn.
De wegen door de voormalige poort en over de dammen hadden reeds op 1 april 1871 gereed moeten zijn. Uit het feit dat de poort zelf gesloopt is tussen 1 maart en 25 april 1871 blijkt dat dit niet gelukt is.
Het zal vrijwel zeker niet voor half mei klaar zijn geweest.
De waarde van de bomen, die gerooid moesten worden en van de afkomende sloopmaterialen was hier niet groot. Beide werden geschat op ƒ 200,-. Deze bedragen werden de aannemer gekort bij de eerste betaling.
De tweede brug werd evenals bij de andere poorten voorlopig gehandhaafd. Ten behoeve van de waterhuishouding werden hier twee coupures (openingen) gemaakt in de buitenwerken.
Hiermee zijn we aan het eind van het verhaal over de slechting van de meest opvallende elementen van de voormalige vesting Breda: de stadspoorten, eeuwenlang de enige en nauwe verbindingen met de buitenwereld. Het is merkwaardig dat er - althans voor zover we weten - geen enkel bezwaar is geweest tegen deze toch wel zeer rigoureuze ingreep.
AANTEKENINGEN
1 In het voorjaar en de zomer van 1988 werd in de etalage van de Gemeentelijke Archiefdienst in dc Sint Annastraat aandacht besteed aan de Bredase stadspoorten. Deze expositie bestond vooral uit tekeningen van Paul van Gils. Een aantal daarvan illustreert dit artikel.
2 Zie o.a.: EA. Brekelmans, De middeleeuwse omwalling van Breda, in Jaarboek van De Oranjeboom XXX (1977), p. 1 -26.
3 L . Moelands, Dcopgravingvand e Gssthuispoottee Beeda,'mjaarboekannDe Oranjeboom XXX (1977), p. 27-37.
4 F.A. Brekelmans, Het Bredasche Gasthuis,Breda 1951;J.M.F. IJsselinp, Hospitale de Breda -Gasthuis - Oude-Mannenhuis - Beyerd, in Graven rond de Beyerd(Breda 1988), p- 5-21; G. van den Eynde, Archeologisch onderzoek op het terrein Beyerd/Vlaszak 1985-1986, Een voorlopig verslag, in Graven roundeBeyed(Breda 1988), p. 23-40.
5 F. A. Brekelmans, De BuitenpooH van het kasteel en de Bossche poort, in Jaarboek van De Oranjeboom XW(19611, p. 104-114.
6 Voor dit onderdeel van de bijdrage is vooral gebruik gemaakt van de Portefeuille met stukken betreffende de ontmanteling der vesting Breda (1869 e.v.) in het Secretarie-archieJ der gemeente Breda, 1815-1925,voorlopig inv.nr. Z 12.
7 Zie over F.W. van Gcndt: NieuwNederlandsch Biografisch Woordenboek,Deel 6 (Leiden 1924), kol. 560-562. Zijn archief wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. Zie: H. A.J. van Schie, Inventaris van het archief van de Ingenieur der Domeinen voor de ontmanteling der vestingen 1868-1900,Den Haag 1979 (Van Schie, Inventaris(1979)).
8 Verslag van de commissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen tot het opsparen, het behoud en het bekendmaken van de overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroegere tijden, over 11869 tot 11870,p. 10-11.
9 Advertentie in de Bredasche Courantvan 3 februari 1870.
10 Notulen B W vanBreda, 13jmuari, 14 februari, 1 september en 29 december 1870 in het Secretarie-archiefder gemeente Breda 1815-1925,voorlopig inv.nr. C 57.
11 Zie aantekening 9.
12 Bredasche Courant,9 december 1869; 30 december 1369; 3 juli 1870 en 25 december 1870. Van Schie, Inventaris(1979), inv.nr. 26 (Zie aant. 7).
13 Legger van openbare wegen en pleinen in de gemeente Breda, opgemakt door B W, 1872, in het Secretarie-archief der gemeente Breda, 1815-1925,voorlopig inv.nr. Z 1565, resp. nrs. 1,41,27 en 56.
14 Een contregardeis een driehoekig buitenwerk, dienend om het erachter liggend bastion of ravelijn te beschermen tegen direct artillerievuur. Quenastis de naam van de Belgische gemeente, waar zich de steengroeven bevinden die straatstenen hebben geleverd voor vele wegen in Wesr-Europa.
15 Een poterne is een onderaardse verbindingsgang.
Een kazematis een onderaards bomvrij gewelf, soms als bewaarplaats voor munitie en levensmiddelen, meestal voor het veilig opstellen van geschut.
Jaarboek De Oranjeboom 41 (1988)