Boekje Bavel 70 Jaar Bevrijd
Als leden van het comité 'Bavel 70 jaar bevrijd' hebben we de taak op ons genomen een boekje samen te stellen waarin door middel van woord maar vooral ook door middel van illustraties teruggeblikt wordt op de roerige oorlogsjaren met speciale aandacht voor de Poolse bevrijders.
Op zaterdag 28 oktober 1944 hebben talrijke Polen Bavel van het Duitse juk bevrijd.
Vanaf die datum tot begin april 1945 waren veel Polen in ons dorp ingekwartierd omdat de opmars naar het noorden bij de Maas tot stilstand was gekomen.
Van dat verblijf in Bavel en de vriendschappen die toen zijn gesloten zijn gelukkig veel herinneringen bewaard gebleven.
Voor een zestal Polen betekende dat zelfs dat ze na de demobilisatie van de Eerste Poolse Pantserdivisie met een Bavelse in het huwelijksbootje zijn gestapt en zich hier hebben gevestigd.
We zijn veel dank verschuldigd aan deze Poolse families voor hun bijdrage aan deze uitgave.
Dat de bevrijdingsdag ook veel leed met zich mee heeft gebracht door de talrijke branden maar vooral ook door de dood van een drietal personen laat zich verstaan.
Na de bevrijding van Bavel eind oktober 1944 was de rust helaas nog niet teruggekeerd.
De bombardementen met de VI hebben ook in Bavel hun tol geëist met name door de dooc van twee jonge Bavelaren op de Dorstseweg.
Eind mei 1945 kon het echte bevrijdingsfeest pas goed losbarsten.
Bavel vierde dat door middel van een grootscheepse optocht waarbij vrijwel elke buurt vertegenwoordigd was.
Dankzij hulpverlenende instanties leefde het dorp Bavel weer op
. Her en der werden devotietegels op de gevels aangebracht, in de Korenmolen werd een gedenkplaat onthuld en op 12 oktober 1952 werd onder grote belangstelling het mooie Poolse monument bij de kerk onthuld.
Hier wordt jaarlijks op 4 mei de dodenherdenking gehouden waarbij harmonie St. Caecilia telkens ook het Poolse volkslied ten gehore brengt als dank aan de bevrijders.
Bij het tot stand komen van deze uitgave hebben we de medewerking gehad van zeer veel personen die we dan ook hierbij van harte willen danken.
Veel dank ook aan de talrijke sponsors die dit werk financieel mogelijk hebben gemaakt.
Separaat van deze uitgave verschijnt er een dvd met als titel 'Bavel 70 jaar Bevrijd', geproduceerd door Jan van der Veeken. Het betreft interviews van 18 Bavelaren die vertelden hoe zij de oorlog en bevrijding ervaren hebben.
Het comité heeft deze interviews in de zomer van 2013 afgenomen.
De afbeeldingen in dit boek zijn vooral afkomstig van vele (oud)inwoners van Bavel.
Iedereen die ons foto's liet kopiëren danken we bij dezen voor de medewerking aan deze publicatie.
Deze uitgave heeft ons een beeld gegeven van die bewogen tijd van 70 jaar geleden. We hopen dat dat ook voor u als lezer geldt.
Janus Jochems,
Hans van der Zanden
Voor u ligt het jubileumboek 'Bavel 70 jaar bevrijd' een uitgave van de Heemkundekring Paulus van Daesdonck. Het is een mooi naslagwerk geworden
over de bevrijding van Breda en omgeving door de Eerste Poolse Pantserdivisie onder leiding van generaal Maczek.
Uiteraard leest u meer over het verhaal van Bavel en
de herinneringen van Bavelaren.
Een mooi moment om deze herinneringen op te tekenen. Want dit jaar is het 70 jaar geleden dat Breda, en dus ook Bavel, bevrijd is door de Poolse troepen.
Het aantal
mensen dat deze gebeurtenis heeft meegemaakt en erover kan vertellen, wordt logischerwijs steeds minder.
Het is belangrijk dat we deze verhalen van ooggetuigen
opschrijven zodat de volgende generatie niet vergeet wat de waarde van vrijheid en veiligheid is.
Je hoeft de tv maar aan te zetten om je te beseffen dat vrijheid en veiligheid niet overal vanzelfsprekend is.
Met de vliegtuigramp in Oekraïne op 17 juli 2014 werd ons
gevoel van veiligheid wreed aangetast.
Een conflict dat ogenschijnlijk ver weg lijkt, komt dan opeens heel dichtbij.
Met dit boek 'Bavel 70 jaar bevrijd' denken we terug aan een periode waarin vrijheid van meningsuiting en vrijheid om te zijn wie je bent niet bestond.
Dankzij de Poolse troepen onder leiding van generaal Maczek kwam een einde aan een periode van onderdrukking door de Duitse bezetter.
Dit boek is een prachtig eerbetoon aan de mannen van de Eerste Poolse Pantserdivisie die Bavel hebben bevrijd op zaterdag 28 oktober 1944.
Een speciaal eerbetoon ook aan de zes Poolse strijders die in het huwelijk traden met een Bavelse en een gezin startten in Bavel.
Dit jaar herdenken en vieren we 70 jaar bevrijding.
Breda en haar inwoners staan daar uiteraard uitgebreid bij stil.
Naast de officiële herdenkingen is er eind oktober
een scala aan initiatieven in de gemeente; allemaal bedoeld als eerbetoon en dankbetuiging aan onze bevrijders. U, als initiatiefnemer van dit prachtige naslagwerk, schaart zich onder die mensen die de Polen willen danken.
Ik dank dan ook alle vrijwilligers die voor en achter de schermen dit boek mede mogelijk hebben gemaakt samen met de auteurs.
Ik zie u graag bij een van de
festiviteiten rondom de 70-jarige herdenking van bevrijd Breda.
P.A.C.M. van der Velden
Burgemeester van Breda
Op zondag 12 mei 1940, eerste Pinksterdag, begaven bijna 40.000 Bredanaars zich op weg naar het zuiden nadat burgemeester Van Slobbe het evacuatiebevel had gegeven.
De reden daartoe was dat de garnizoensstad langs de Mark-linie tegen de Duitsers moest worden verdedigd.
Luitenant-generaal Chaumont, de Franse bevelhebber van de stad, sprak de verontrustende woorden: Nous ferons une ligne du Mark. Il est possible que Breda soit une deuxième Diksmude (wij maken een Mark-linie. Het is mogelijk dat Breda een tweede Diksmuide wordt).
Diksmuide riep herinneringen op uit de plaats totaal werd verwoest.
De Duitsers zaten al in Moerdijk en kwamen vanuit het oosten oprukken, de Franse soldaten kwamen vanuit het westen.
De stad dreigde dus in de vuurlinie te komen liggen en De Vlucht kende dus maar één richting, naar het zuiden.
Met die grote stroom Bredanaars trokken ook veel mensen uit Bavel mee onder leiding van veldwachter Toon Pijnen.
Voor veel Bavelaren was die vlucht slechts van korte duur. Er waren vanuit Breda twee vluchtroutes, namelijk een route richting Hoogstraten en de andere route richting Zundert.
Veel Bavelaren zijn niet verder gekomen dan Snijders-Chaam. Sommigen waren op de fiets, met de bakfiets, weer anderen met de kinderwagen, behangen met een pispot voor de kleine.
Met ongeveer 50 mensen hebben ze daar bij een boer op stro geslapen. Na een dag zijn ze weer naar huis teruggekeerd.
In de Chaamse bossen stonden toen reeds veel Duitse tanks. Toen de familie Swolfs in de Schoolstraat, thans Brigidastraat, thuis was gekomen zaten er ook al Duitsers bij hun huis die eten moesten hebben.
De Duitsers hadden inmiddels ook enkele winkels leeggeplunderd, onder andere de slagerij van Sjef van Kuijk. Ze kwamen met blikken worst naar buiten.
De Bavelaars die de oude rijksweg hebben gevolgd richting Zundert zijn verzeild geraakt bij schermutselingen tussen Fransen en Duitsers. Er waren talrijke bombardementen waarbij slachtoffers zijn gevallen.
De groep vluchtelingen richting Hoogstraten is uiteindelijk terechtgekomen in de Belgische stad Sint-Niklaas, waar op 17 mei een bom terechtkwam op een school waar ook vluchtelingen uit Breda en omstreken waren ondergebracht.
Bij dat drama hebben 51 Bredanaars het leven gelaten. De Bavelse vluchtelingen die deze route hadden gevolgd waren pas na ongeveer zes weken weer thuis.
De oorlog was ook in Bavel begonnen.
Duitsers werden her en der ingekwartierd. De Duitse militairen eisten onderdak bij particulieren, vooral ook in talrijke boerderijen. Zeker de officieren eisten dan de beste of goei kamer op.
RADIO
UIT LONDEN
Uitzendingen in het Nederlandsch :
Nieuws om 13.45, 17.00. en 23.50 uur
Radio-Oranje om 9.30 en 20.45 uur
Alle uitzendingen op 373 en 49.59 Meter.
Nieuwsberichten tevens op 41.49 en 25.29 Meter .
Radio-Oranje tevens op 41.49 en 30.96 Meter.
Een bekende plaats van inkwartiering was De Lange Kooi (Gilzeweg 9), waar in de stallen wel bijna honderd Duitse militairen waren gelegerd.
Ook op de pastorie en in pension De Brouwers zaten veel Duitsers ingekwartierd. De jongensschool werd gevorderd. De lessen werden daarom verzorgd in het Patronaat, in het café van Piet Havermans ('t Haantje) en op de zolder bij Van Hal aan de Dorstseweg).
In de kerk werden de godsdienstlessen verzorgd. Op de meisjesschool moesten de meisjes Duitse kinderliedjes leren.
In 1938 was het nog rustig bij de Lange Kooi.
Het was voor de bewoners een angstige tijd mede door de bombardementen op het naburige vliegveld Gilze-Rijen. Na de bevrijding van Bavel kwam daar nog bij
Kees van der Poel gaat zijn koperen vogelkooistandaard inleveren. Ad van Kuijk zit in de mand bij knecht Cor van Gemert. Rechts staan postbode Rinus Diepstraten en Harrie van Kuijk.
het gevaar van de Vl's waarv; Bavel ook niet gespaard is gebleven.
Het leven in het dorp veranderde behoorlijk onder druk van de bezetter. Er werden maatregelen genomen van allerlei aard. Koper moest ingeleverd worden.
Het was het ten strengste verboden te luisteren naar niet-Duitse zenders. Dit gold speciaal voor de in Londen gevestigde zender Radio Oranje.
De radio's werden allemaal gevorderd. Begrijpelijk dat veel mensen hun radiotoestel tijdelijk
verborgen hielden. Boeren stopten bijvoorbeeld hun radio onder het groenvoer.
Wanneer de kust weer veilig was werd de radio tevoorschijn getoverd om de Nederlandse zender te beluisteren.
De Duitsers hadden een eigen landelijke radiozender BNO, Berichtgeving Nederlandse Omroep, een propagandamiddel bij uitstek
Uiteraard was het verboden om vlugschriften te drukken en te verspreiden.
Postduiven mochten niet meer gehouden worden omdat ze berichten zouden kunnen doorspelen.
Er mochten geen vergaderingen meer gehouden worden waardoor het sociaal-culturele leven stil kwam te liggen. Dit verbod trof onder anderen 'De Boerinnenbond. Kas- en notulenboeken moesten worden ingeleverd en het geld moest worden overgemaakt naar de Nederlandsche Landstand in Den Haag.
Deze organisatie werd opgericht in oktober 1941 onder leiding van Evert Roskam.
De belangrijkste taak van deze boerenorganisatie was mee te werken aan de voedselvoorziening en het behartigen van de belangen van boeren, vissers en tuinders.
Riet van den Wijngaard-Jorissen weet te melden da er een vals kasboek werd opgemaakt met een saldo van fl. 2,27 en een cent dat werd ingeleverd. Alle andere bezittingen, inclusief fl. 75,- worden bij een bestuurslid verstopt. Pas op 25 oktober 1945 werd de eerste naoorlogse vergadering gehouden.
Er waren ook allerlei voorschriften voor wat betreft het verduisteren.
Tussen zonsondergang en zonsopkomst moest de boel verduisterd worden. Ook de fietsverlichting was aan voorwaarden gebonden. Krantenberichten riepen hiertoe op.
Paarden werden in beslag genomen, fietsen werden gevorderd, zeg maar gestolen.
Wat de fietsen betreft wist men zich wel te behelpen met zogenaamde antiklap-fietsen. Door gebrek aan normale banden werden van autobanden repen gesneden die met ijzerdaad werden gestikt en over de velg werden gebonden met behulp van ijzerdraad.
Comfortabel fietsen was het natuurlijk niet, maar men was al blij over zo'n antiklap te kunnen beschikken. Sommige mensen hadden een betere uitvoering doordat ze rubberen slangen (van de HKI) om de velg heen legden die ook weer met ijzerdraad werden vastgemaakt.
De rubberen slang werd soms vooraf opgevuld met een touw om wat comfortabeler te kunnen fietsen. Sommigen reden gewoon op de velgen.
De Duitsers hebben met betrekking tot het fietsen voor een lichtpuntje hebben gezorgd door in 1941 de fietsbelasting (in Duitsland onbekend) af te schaffen.
Iedereen die over een fiets beschikte moest al lang voor de oorlog jaarlijks een fietsbelasting betalen waarna een fietsplaatje aan de fiets werd bevestigd. Bepaalde mensen en beroepen waren hiervan vrijgesteld. De werklozen waren ook vrijgesteld en kregen daartoe een fietsplaatje met een gat erin.
Dit plaatje stond op naam. Zo werd Jan Couweleers, destijds wonende aan het Koolpad, een keer aangehouden door veldwachter Pijnen en bekeurd omdat hij de fiets bereed van zijn vader, die werkloos was in die periode.
Arbeidsinzet (Arbeitseinsatz)
Met name de voedselvoorziening en de oorlogsindustrie in Duitsland die op volle toeren moesten draaien kregen gebrek aan arbeidskrachten.
Vrijwel alle Duitse jongemannen waren in dienst aan het front om het tegen de geallieerden op te nemen. Vandaar dat er een maatregel werd genomen die bekend
stond als de arbeidsinzet.
Het was een tijdens de Tweede Wereldoorlog toegepaste verplichte tewerkstelling van arbeidskrachten, vooral na 1942, het jaar waarin Frits Sauckel door
Hitler werd belast met de uitvoering.
Uit de door Duitsland bezette gebieden zijn ruim 6 miljoen arbeidskrachten naar Duitsland getransporteerd. Gauckel werd in 1946 te Neurenberg door middel van de strop geëxecuteerd.
Ook in Nederland begon in 1942 de arbeidsinzet. Vanaf september 1944 werden er grote razzia's gehouden om alle mannen van 18 tot 45 jaar die zich nog
niet gemeld hadden op te sporen.
Men schat dat ongeveer 600.0000 Nederlandse mannen voor kortere of langere tijd in Duitsland werden tewerkgesteld. Men werkte op boerderijen, fabrieker en vooral in de oorlogsindustrie.
Voor sommigen was er vrijstelling mogelijk, bijvoorbeeld voor een boerenzoon die de boerderij moest runnen.
Een voorbeeld hiervan is Jan Marijnissen, thans 87 jaar, die destijds een Sonder-Ausweis kreeg voor vrijstelling van de Arbeitseinsatz. Zo'n bewijs werd verkregen van Jan Martens uit de Kloosterstraat,
rechts van het patronaat.
Toen Jan bij de tankval ging werken in Princenhage, werd zijn Ausweis in beslag genomen en was hij daarom gedurende enkele maanden
ondergedoken geweest op verschillende adressen om te voorkomen dat hij alsnog zou worden opgeroepen om in Duitsland te moeten gaan werken.
Zo'n 25 jongens van 19 a 20 jaar werden destijds in Duitsland tewerkgesteld. Van de volgende personen weten we dat ze daar zaten. Met de bevrijding waren er nog 15 niet teruggekeerd, maar uiteindelijl zijn ze allemaal behouden thuisgekomen:
• Jan van Arendonk, Piet Nous en Toon van Kuijk zaten in het Duitse Kaldenkirchen in een Molkerei (zuivelfabriek).
• Jos Daelman werkte anderhalf jaar in een bakkerij in Stuttgart. Daar is hij ontsnapt en uiteindelijk met de trein in Tilburg gearriveerd. Daarna is Jos, onder een schuilnaam, in het verzet geweest.
• Cor van Gils was tewerkgesteld in een grote schoenmakerij in de buurt van Düsseldorf. Daar heeft hij de grondslag gelegd voor zijn latere leerbedrijf.
Daar ook heeft hij zijn eerste leren tasje gemaakt dat bij de Duitse werkgever zo in de smaak viel dat hij het min of meer opeiste als cadeau voor zijn vrouw. Daarna heeft Cor ook meteen eenzelfde tasje gemaakt voor zijn eigen vrouw.
Meteen na de oorlog is Cor gaan werken als leersnijder bij het lederwarenbedrijfje van Janus Elissen op de Ginnekenmarkt. Daarna is hij voor zichzelf begonnen in zijn woning (Brigidastraat 36). Dit groeide later uit tot Balefa (Bavelse lederwarenfabriek) en ten slotte CF (Claudio Ferrici) op het Hoogeind in Breda. Waar een oorlog toe kan leiden!
• Wim Pelkmans van de Roosbergseweg.
Wim had via brieven en briefkaarten contact met zijn broer.
• Piet Pijnen, fietsenmaker, zoon van veldwachter Toon Pijnen.
• Jan Huibregts heeft tijdelijk gevangen gezeten in Berlijn.
• Harrie Graumans (Kerkeind), gevlucht uit Duitsland en daarna ondergedoken bij familie in Molenschot.
• Hein Swolfs uit de Schoolstraat (Brigidastraat) werkte destijds als 20-jarige automonteur bij firma De Ceuster op de Nijverheidssingel in Breda,
waar de Duitsers hun vrachtwagens lieten repareren.
Later moest hij opkomen voor de arbeidsinzet en werd hij tewerkgesteld in een garage in Berlijn waar hij
ongeveer anderhalf jaar heeft gewerkt. Later kreeg Hein bekendheid als lid van de wegenwacht, de club met die indrukwekkende motoren met zijspan.
• Jos van der Veeken werkte aanvankelijk op een staatsboerderij en daarna bij een boer waar hij het hard te verduren kreeg.
Zijn ouders wisten lange tijd niet waar zoon Jos zat. Uiteindelijk is hij na een lange dagreis, zonder eten, naar Breda teruggekeerd.
Vader stond iedere avond op het station om naar zijn zoon uit te kijken, helaas niet op die bewuste dag.
• Theo Machielsen uit de Kloosterstraat.
• Piet Marijnissen uit de Kloosterstraat.
• Kees van Ginneken uit de Schoolstraat (thans Brigidastraat).
• Frans(?), zoon van Louis van Hoof, destijds woonachtig aan de Roosbergseweg.
Jan Couweleers was begin 1944 gevorderd door de Wehrmacht en moest gaan werken aan een tankval in Haamstede (Zeeland).
Dit was een onderdeel van de bekende
actie Todt, genoemd naar de Duitse ingenieur Fritz Todt.
Na enkele maanden kreeg hij een oproep voor de arbeidsinzet om in Duitsland te gaan werken.
Hij weigerde dit en dook toen onder in Wagenberg. Begin oktober 1944 werd hij naar huis geroepen omdat vader zijn voet had gebroken.
Dus als onderduiker
stiekem te voet naar zijn ouderlijk huis aan het Koolpad in Bavel.
Dit betekende dat hij bij de bevrijding van Bavel op 28 oktober 1944, thuis was.
Een geluk bij een ongeluk. Na een paar jaar werd hij opgeroepen voor militaire dienst om daarna driejaar in Nederlands-Indië te dienen.
Na thuiskomst in 1950 nog
vijf maal op herhaling geweest zodat hij na bijna tien jaar oorlog eindelijk rust vond.
Voor Jan Marijnissen gold min of meer hetzelfde. Hij moest arbeid verrichten aan de tankval op Effen. Daar werd hem echter zijn Ausweis voor vrijstelling van
de arbeidsinzet ontnomen zodat hij daarna her en der moest onderduiken tot de bevrijding op 28 oktober 1944.
Na de oorlog werd hij opgeroepen als militair
en heeft hij ook jaren in Nederlands-Indië gediend. Dus ook hij is van de ene in de andere oorlog gerold.
Er werd regelmatig huiszoeking gedaan om jonge mannen op te sporen die voor de arbeidsinzet werden verplicht om in Duitsland te gaan werken.
Zoals hierboven beschreven hebben zeker vijftien Bavelaren die verplichting moeten uitvoeren. Her en der zaten mensen ondergedoken, vooral op boerderijen waar men zich wat gemakkelijker kon verbergen.
Zo zaten bij Cor van Engelen op de Lage Aard Kees, Jos en Jan Hermans ondergedoken.
Behalve aan buurtgenoten verleende Cor van Engelen op zijn boerderij ook onderdak aan Joden, zo vertelt zoon Henk. Op een ingenieuze manier hadden ze bij de ruif in de paardenstal een voorziening getroffen door middel van losse spijlen waarlangs de Joden op de zolder daarboven een veilig onderkomen hadden.
Toch was die Joodse onderduik niet onopgemerkt gebleven. Gelukkig was Cor van Engelen bijtijds getipt toen er (in 1943?) een Duitse razzia bij hem werd gehouden.
Omdat de Joden afwezig waren werd de eigenaar van de boerderij, zoals wel meer gebeurde, door de Duitse militairen terstond legen de muur gezet om deze misdaad met de dood te bekopen.
Zo gebeurde dat ook met Cor van Engelen, maar op het laatste moment werd het doodvonnis niet voltrokken, omdat de aanwezige Duitse aalmoezenier, Rudolf Bender, tussenbeide kwam.
Vader Cor vertelde meermalen dat hij zijn leven te danken had aan een Duitser!
Moeder, Rudolf Bender, vader en Henk van Engelen.
De bewuste aalmoezeniei is kort na de oorlog, in 1945, zelfs nog op bezoek geweest waarvan bijgaande foto getuigt. Dat vader Van Engelen dit verhaal lang voor zich heeft gehouden, spreekt voor zich.
Een bekend adres van onderduikers was bij de familie Pelkmans, die met gevaar voor eigen leven een groot aantal mensen, ongeveer 20, onderdak hebben verleend, onder anderen aan gedeserteerde Russische krijgsgevangenen en ook enkele Joden.
Ook boven de jongensschool zaten onderduikers. Jan Kriellaars, Frans van der Poel, Frans Kriellaars en Toon van Kuijk.
Dré van Kuijk (schuilnaam J. Kuijpers) zat in 1944 ondergedoken in Leende. Hij hielp onderduikers aan valse persoonsbewijzen en distributiebonnen.
Er blijken in Bavel twee vliegtuigen te zijn neergestort.
Het ene betreft een Duitse jager die op 25 november 1943 's avonds om 21:00 uur is neergestort net buiten het vliegveld Gilze-Rijen. Voor veel Bavelaren is dit vrijwel onopgemerkt gebleven.
Wel heeft veel indruk gemaakt de Amerikaanse bommenwerper die op vrijdag 21 juli 1944 om 8:55 uur in de morgen is neergestort in De Blook , iets voor het bosperceel dat links van de Blookweg tegen de Gilzewouwerbeek ligt.
De piloot van het toestel was de tweede luitenant K.L. Gregg.
Het toestel was waarschijnlijk op weg naar het
naburige vliegveld Gilze-Rijen.
De veelkoppige bemanning wist zich met parachutes in veiligheid te brengen. Ze werden echter kort daarna door de Duitsers gevangengenomen en afgevoerd met onbekende bestemming.
De vooraf ingestelde tijdbommen kwamen kort na het neerstorten nog tot ontploffing waarbij gelukkig niemand van de omwonenden of belangstellenden gevaar heeft gelopen.
links en onder loopt de Gilzeweg.
Het was voor veel Bavelse jongeren uit de buurt heel bijzonder om er een een kijkje te gaan nemen ondanks dat moeder hen had verboden dat te gaan doen. Zeker ook niet ongevaarlijk.
Zo vertelde mevrouw Jeanne Wijffels-Beenackers dat haar broers op een gegeven moment onthutst thuiskwamen omdat agent Arends zich had verwond nadat hij in het neergestorte vliegtuig aan knoppen had gedraaid.
Gerry Janssens van de Lage Aard hield er van het parachutemateriaal een mooie jurk aan over.
Veel mensen maakten dankbaar gebruik van het uit de cockpit en de geschutskoepels afkomstige mica, waarvan
oorbellen en ringetjes werden gemaakt, soms versierd met een zilveren dubbeltje.
Johan van Gestel vertelde dat hij onder de indruk was van de
grote wrakstukken van de bommenwerper op grote Duitse vrachtwagens die bij een oom van hem in de schuur waren te bezichtigen.
De wrakstukken waren studiemateriaal om te leren hoe zo'n geallieerd vliegtuig en de boordwapens waren gefabriceerd.
Veel bewoners gingen zichzelf in de oorlogsjaren beschermen door middel van een schuilkelder. Soms was dat de kelder thuis die wat werd aangepast.
Dikwijls ook werd er een stevige schuilplaats gebouwd van grote balen stro. Stevige schuilplaatsen, maar wel brandgevaarlijk.
In andere gevallen maakte men een groot gat of men diepte een sloot uit. Daaroverheen werden takken en plaggen aangebracht. Primitief, maar in de meeste gevallen wel afdoende.
Jacqueline Martens komt uit de schuilkelder op de hoek Kloosterstraat-Pastoor Doensstraat (toen nog zandweg).
De St. Brigida meisjesschool bleef gevestigd waar nu het Jacques van Gilsplein is.
Een klas van de St. Brigida meisjesschool omstreeks 1942.
1 = Nel Huyskens, 2 = Ria v.d. Laar, 3 = Nel Romme,
4 = Riet Thielemans, 5 = Nellie Lensen, 6 = Sofie van Arendonk,
7 = Riet Bogers, 8 = Leentje Holten, 9 = Miet van Loon, 10 = Nel Boomaars,
11 = Cor van Gils, 12 = Sjaan Bogers, 13 = Toos Antonissen,
14 = Dymph van Gooi, 15 = Nel Couweleers, 16 = To Foesenek, 17 = Nel Dekkers,
18 = Trees van Gestel en 19 = juffrouw Joke Adiiaansen.
Stanislaw Maczek werd geboren op 31 maart 1892 in een plaatsje bij Lwów, in het Nederlands Lemberg genoemd, gelegen in de toenmalige Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in de streek die bekend stond als Galicië. Het gebied is in 1939 door de Sovjet-Unie ingelijfd en dat is na 1945 zo gebleven. De stad Lwów ligt nu
in de Oekraïne.
Na het gymnasium volgde Stanislaw een militaire opleiding. Van 1910 tot 1914 studeerde hij aan de universiteit van Lwów. Voordat hij zijn studie daar had afgerond werd hij opgeroepen voor het Oostenrijkse leger.
Hij verwierf enkele Oostenrijkse onderscheidingen.
In 1918 werd de Poolse staat hersteld. In de Poolse republiek klom luitenant Maczek op tot kolonel. Hij trouwde in 1930 en kreeg twee dohters en een zoon.
In 1938 werd hij in het Poolse leger commandant van de eerste gemotoriseerde brigade.
Vanaf toen begon zijn loopbaan als tankbevelvoerder.
Na de inval van de Duitsers op 1 optember 1939,
week Maczek uit naar Hongarije waar hij in een
interneringskamp terechtkwam.
Van hieruit ontsnapte hij en via Noordeliika kwam hij in Frankrijk terecht.
Toen Frankrijk wilde capituleren kregen de Polen bevel om naar Engeland uit te wijken om van daaruit verder te kunnen strijden tegen dn Duitsers.
Generaal Maczek bereikte via Marseille en Algiers op 21 september 1940 Engeland. In Schotland, waar reeds lang een groot aantal Poolse emigranten woonden, die voor de eerste opvang zorgden, verzamelden de Polen zich.
Maczek drong er bij generaal Sikorski, de Poolse minister van Oorlog in ballingschap, op aan een pantserbrigade op te richten.
Reeds in het begin van de Tweede Wereldoorlog schreef Maczek aan zijn superieuren: Het organiseren van een pantserdivisie biedt ons de gelegenheid een belangrijke rol te spelen op de
slagvelden.
Het bekende embleem van de Eerste Poolse Pantserdivisie is een herinnering aan de slag bij Wenen in 1683 waar de Turken werden verslagen.
Bij die slag droegen
de Poolse ruiters een tuig met adelaarsveren op de rug. Bij het in volle galop afdalen van een naburige berg bij Wenen maakten de adelaarsveren door de luchtstroming een angstaanjagend geluid waardoor de Turken op de vlucht sloegen.
Op 25 februari 1942 kreeg Maczek het bevel om de Eerste Poolse Pantserdivisie te organiseren. Op 13 maart 1942 ontving Maczek generaal Montgomery en op
13 april van dat jaar generaal Eisenhower. Op 19 maart 1944 was de divisie op volledige oorlogssterkte en kon de strijd tegen de Duitsers beginnen.
De pantserdivisie werd opgenomen in de geallieerde invasiemacht. Begin augustus 1944, dus ongeveer twee maanden na D-Day, landden Maczek en zijn mannen
op de stranden van Normandië als onderdeel van het Canadese leger. Van 7 tot 23 augustus namen de Polen deel aan de geslaagde operatie bij Falaise, ook wel
het slagveld van Chambois genoemd, vooral dankzij de dappere Poolse militairen en de krijgskunst van bevelhebber generaal Maczek.
Na een weekje had Maczek zijn troepen weer op orde en ging onverdroten met zijn manschappen verder. Op 6 september 1944 werd de Belgische grens overgestoken
en op 16 september trokken ze de Nederlandse grens over.
Bavel werd door de Polen bevrijd op 28 oktober 1944, daags daarna Breda. Maczek en zijn mannen kwamen in Breda de straat binnen die twintig jaar later naar de generaal werd genoemd.
Tijdens de wintercampagne van 1944-1945 moest de divisie het Maasfront bewaken. Begin april 1945 trok men verder richting
Duitsland met als eindpunt Wilhelmshaven, de thuisbasis van de Duitse vloot. Op 5 mei 1945 capituleerden de Duitsers.
In 1947 werden alle is Poolse
strijdkrachten gedemobiliseerd.
Bij de conferentie van Jalta in februari 1945 was Polen toebedeeld aan de Russische invloedssfeer. Voor veel Polen volgde er
toen een moeilijke beslissing: naar huis gaan of achterblijven.
Generaal Maczek vestigde zich na de demobilisatie in 1947 met zijn gezin in Schotland. In zijn vaderland werden Maczek en zijn mannen beschouwd als verraders.
Tot aan zijn overlijden, 11 december 1994,102 jaar oud, woonde hij in het Schotse Edinburgh. Na de oorlog, vanaf zijn 55e jaar, heeft hij zich ingezet voor sociaal
werk voor zijn oud-strijders.
Tussendoor werkte hij aan zijn memoires die in 1961 verschenen in het Pools, gevolgd door de Franse versie in 1967.
Tijdens het communistische bewind in Polen ontving generaal Maczek een brief van de Poolse regering dat hem
zijn staatsburgerschap was ontnomen op grond van Steun aan het Britse imperialisme en het Amerikaanse kapitalisme .
Die brief was, minachtend, gericht aan de heer S. Maczek en dat in de wetenschap dat op grond van een lange traditie een generaal altijd generaal blijft.
Gelukkig kreeg generaal Maczek van de nieuwe democratische legering zijn Poolse staatsburgerschap terug.
Bovendien ontving hij een hoge Poolse onderscheiding. Helaas, de stokoude Stanislaw was te oud om dat eerbetoon op te halen. Moe gestreden overleed hij op 120 jarige leeftijd.
Maczek werd op eigen verzoek op 23 december 1994 op het Poolse ereveld Zuylen in Breda begraven. Daar was hij weer te midden van zijn talrijke gesneuvelde medestrijders.
Reeds in september 1944 maakten de Duitsers terugtrekkende bewegingen, zoals op deze foto's uit Oosterhout te zien is. De fotograaf was André Smits uit Oosterhout.
Bavelse bevolking wist in de laatste week van oktober dat de bevrijding nabij zou zijn. Op 26 en 27 oktober waren reeds veel Duitse militairen vrij plotseling
vertrokken met medeneming van alles wat maar kon bewegen.
Fietsen, paarden en karren waren uiteraard welkom op die terugtocht. Vooral hadden de Duitsers het gemunt op
luchtbandenwagens die met van alles en nog wat werden volgeladen, Johan van Gestel weet nog te melden waar zijn vader hun luchtbandenwagen had verstopt onder hout en slootmaaisel.
Hier en daar bleken er nog wel Duitsers te zijn achtergebleven.
Op zaterdagmorgen 28 oktober 1944 werd in de vroege ochtend de kerktoren bezet door achtergebleven Duitse militairen met als doel een opservatiepost in te richten.
Vrijwel alle Bavelaren hadden zich verschanst in de eigen kelders en in de talrijke schuilkelders die de afgelopen periode waren gegraven en provisorisch waren ingericht.
De eerste granaten in het centrum werden afgevuurd op de kerk om daar de bezetting van de Duitse observatiepost in de kerktoren te verjagen.
Wat de schade aan kerk en omgeving was blijkt uit de notulen van de kerk bestuursvergadering van 18 november:
Voorgesteld en aangenomen wordt om als blijvende herinnering aan het dappere Poolsche leger, dat met zijn bloed en leven de Baronie van Breda van de heidensche
Duitsche overheersching bevrijd heeft, waarbij ook meerdere in de parochie gewond en gevallen zijn, een grafkapel op te richten.
De kerkmeesters zullen daartoe een
bijdrage bij de parochianen vragen.
Waar bij de oorlogshandelingen de kerk 7 granaattreffers kreeg, waarbij de spits van de toren ernstig beschadigd werd, en een fosfoorgranaat tegen de muur van de
kerk is uitgebrand en gelukkig niet op het dak van de kerk viel, de pastorie 2 treffers, de jongensschool ook twee treffers en de meisjesschool en 't schoolhuis een
treffer kregen, met echter naar omstandigheden slechts geringe materieele schade, wil men trachten de schade zoo goed mogelijk te herstellen.
Als architect zal de heer F.B. Sturm te Roosendaal daartoe worden aangezocht.
Daar de schoolkinderen wegens oorlogsomstandigheden reeds vanaf augustus geen onderwijs ontvangen, wil men de schoolopziener te Breda verzoeker,
of 't mogelijk is daarin eenigzins te voorzien door thuiswerk, wat de heer J. Oomen wil gaan vragen.
Met tientallen tanks kwamen de Polen van de Eerste Poolse Pantserdivisie vanuit Gilze en Molenschot Bavel binnenrijden, niet alleen door de Dorpsstraat, naderhand Kerkstraat genoemd, maar ook dwars door de velden met hun tanks en carriers om eventuele mijnen te ontwijken.
Op deze bevrijdingsdag is veel geweld gebruikt. Enerzijds door de terugtrekkende Duitse troepen om een rookgordijn op te richten voor de vlucht, anderzijds door de Poolse strijders die de laatste haarden van verzet met de grond gelijk moesten maken met gebruikmaking van vlammenwerpers.
Prachtige boerderijen gingen in vlammen op, onder andere op de
Eikbergseweg (de boerderij van Frans Beenackers), de rustieke boerderij van Van Gestel op de Gilzeweg en het naburige bekende aloude pensionrestaurant De Brouwers, boerderijen op de Tiendweg, Lijndonk en Tervoort en zeker ook op de Seminarieweg met als sinister hoogtepunt de brand van het kleinseminarie Upelaar.
In totaal gingen 22 boerderijen en huizen in rook op en daarnaast nog vele vrijstaande boerenschuren en stallen.
Kortom, Bavel stond in brand!
Louis van der Velden beleeft die dag nog als gisteren.
Op zaterdagochtend 28 oktober omstreeks half tien kwamen de Duitsers, die bij pension De Brouwers ingekwartierd lagen, de familie Van der Velden met veel lawaai
waarschuwen met het bevel om onmiddellijk te vertrekken, richting schuilkelder. Het gezin beleefde angstige momenten in die ochtend in de van strobalen gemaakte
schuilkelder. Het knetterde als een oordeel weet Louis nog te vertellen.
Omstreeks het middaguur kwamen ze uit hun schuilhut tevoorschijn. Het beeld dat ze toen voor
ogen kregen was onwezenlijk. Hun mooie pension was verdwenen, er restte slechts stank, rook en as. Alleen de Friese staartklok lag buiten, horizontaal op twee stoelen,
waarschijnlijk door iemand snel naar buiten gedragen tijdens de brand. Het werd ook meteen duidelijk dat het knetterend geweld, dat ze in de schuilkelder hadden
gehoord, geen onweer betrof maar de geweldige brand van hun pension dat met riet was gedekt.
Hoe hevig die brand geweest moet zijn moge blijken uit het volgende.
Vader Van der Velden had als voorzorg onder de vloer in de paardenstal een kist verstopt met onder andere kleren en wat huisraad. Na de brand waren die kleren totaal
onbruikbaar door het overvloedige paardenvet dat door de kist heen was gedropen!
Tot laat op de avond van 28 oktober zaten er nog Duitsers in Bavel en wel bij de familie Swolfs in de Schoolstraat (later Brigidastraat).
Toos Swolfs vertelde dat er tot laat op die dag bij hun thuis nog vier Duitsers zaten, dus nog lang nadat het kleinseminarie was afgebrand. Deze Duitsers hadden zich min of meer reeds overgegeven
en wilden die avond nog de bossen in vluchten om te proberen weg te komen.
Haar broer Hein ging het voorval melden bij de reeds verzamelde Poolse leiding
bij de kerk. Daarop trokken enkele Polen mee naar hun huis, namen de Duitsers mee als krijgsgevangenen nadat de Polen hun geweren kapotgeslagen hadden
op de rand van de regenput.
Korte tijd voor de bevrijding, weet Toos nog te vermelden, werden er in de avonduren telkens enkele tientallen kleine paardjes (pony's) van italiaanse krijgsgevangenen
los door de straat gejaagd vanaf, volgens haar, de stalling bij De Brouwers, door de Schoolstraat naar de kerk en terug.
Een fascinerend schouwspel, kennelijk bedoeld om de paarden lenig te houden. Een vooruitziende blik? Met stramme paarden is het moeilijk vluchten.
Bavel was wel onverwachts bevrijd maar toch werden er nog die zaterdagnacht en tot zondagmiddag granaten op Bavel afgevuurd door de Duitsers. De laatste Duitsers
zijn nabij de Woestenbergsche Hoef verdreven.
Daarna kon op de kerk de vlag in top en een dankgebed volgde.
Uit dankbaarheid werd op 14 november 1944 in de gehavende Bavelse kerk een plechtige mis uit dankbaarheid opgedragen door de aalmoezenier van het Poolse
antitankregiment no. 77. Hierbij werden de talrijke Poolse gesneuvelden herdacht die vanaf de invasie in Normandië tot de bevrijding in Bavel waren gesneuveld.
Tijdens deze viering bracht de collecte voor de grafkapel, die pastoor Doens voor de Polen wilde oprichten, al 300 gulden op.
Door het oprukkende Poolse leger waren er tijdens de strijd op bevrijdingsdag helaas ook burgerslachtoffers te betreuren: Kees Diepstraten en het echtpaar Bastiaansen.
Reeds in de vroege ochtend was de 68-jarige Kees Diepstraten het slachtoffer van een dodelijke granaatscherf. Kees, oliehandelaar van beroep, was reeds vroeg op pad gegaan als postbesteller.
Hij verving zijn zoon Sjef omdat het gezien de dreigende situatie wellicht voor hem als jonge vader te gevaarlijk was om zijn postronde te gaan doen.
Kees had nog verteld tegen de rest van de familie dat ze bijtijds de schuilkelder in moesten gaan. Als ik met mijn werk klaar ben
kom ik ook daar meteen naar toe.
Helaas, Kees is die dag niet meer thuisgekomen. Hij was bijna klaar met zijn bestelling toen hij
ongeveer ter hoogte van de Bolbergseweg 1 door een granaatscherf werd getroffen. Pas de andere ochtend werd hij in een sloot gevonden.
Jarenlang heeft een
kruisbeeld de onheilsplaats gemarkeerd.
Het voorval heeft zoon Sjef kennelijk zo beroerd dat hij er nooit over heeft durven praten. Pa had zijn leven voor hem gegeven.
De posttas, met daarin een groot gat,
had zoon Sjef lang verborgen gehouden voor de rest van de familie.
Door het oprukkende Poolse leger sloeg het noodlot opnieuw toe toen omstreeks half vier de Poolse tanks de Seminarieweg inreden en daarbij ook over de
schuilkelder bij Bart van Houten reden.
Hierbij vond het nog maar pas in het voorjaar 1944 getrouwde echtpaar Jan en Corry Bastiaansen de dood.
Wnlk noodlot heeft dit echtpaar wonende in de Molengrachtstraat (thans Poolseweg) in Breda getroffen?
De werkgever van Jan, die als fabrieksarbeider in Breda werkzaam was, had hem geadviseerd de stad Breda te mijden in verband met mogelijke razzia's of anderszins.
Dit advies werd door Jan opgevolgd en daarom waren ze dus voor enkele dagen ingetrokken bij Jans schoonfamilie Oomen op Snijders Chaam.
Op 28 oktober gingen ze inkopen doen voor het weekend. Omdat ze Bredanaars waren konden ze voor hun boodschappen niet terecht in Chaam, Bavel of Ulvenhout.
Alles was op de bon, Jan had stadsbonnen en dus was het echtpaar voor het winkelen aangewezen op hun woonplaats Breda. Na de boodschappen gedaan te hebben
gingen ze, op weg naar huis, nog even langs bij Jans zus Nel die met Bart van Houten was getrouwd en die net was bevallen van een baby, klein Bartje.
Dus even op
kraambezoek.
Op die bewuste zaterdagmorgen had vader Bart van Houten een primitieve schuilkelder gemaakt achter zijn huis door de bestaande sloot wat uit te graven
en daaroverheen wat beschutting in de vorm van enkele palen, takken en plaggen.
Bij aankomst in Bavel waren de Poolse bevrijders met hun tanks reeds opgerukt tot aan
de Seminarieweg. Dochter Riet van Houten had als voorzorgsmaatregel nog een vlag uitgestoken dwars door het dak van de schuilplaats.
Die vlag bestond uit een
stok met daaraan de luier van de kruik van de kleine Bart. Helaas mocht het niet baten. De Polen reden dwars over de schuilplaats heen met de noodlottige afloop
voor het echtpaar Bastiaansen.
Dat de boel besmeurd leek te zijn met bloed was onjuist Het was de jam van de kort daarvoor gedane boodschappen in Breda!
Riet van Houten is op die middag getuige geweest van de executie van twee Duitse militairen achter hun huis. Deze nare herinnering draagt ze nog iedere dag
met zich mee.
Op de ochtend van de bevrijdingsdag werd Emma Diepstraten, nog geen drie jaar oud, ernstig gewond in haar gezicht door twee granaatscherven terwijl ze in de
schuilkelder in de tuin bij moeder op schoot zat.
Na drie dagen is ze met behulp van Poolse militairen overgebracht naar het militaire hospitaal in Turnhout en werd er
door een militaire arts geopereerd. Naderhand volgden operaties in Breda door dr. Ruding en vanaf haar tiende jaar regelmatig in het
Rotterdamse Sophiakinderziekenhuis en in Erasmus Medisch Centrum, in totaal bijna 40 operatieve ingrepen.
Na ongeveer 70 jaar is de behandeling afgerond maar de herinnering is bij haar, thans mevrouw Emma van de Knaap-Diepstraten uit Hoeven, uiteraard nog gebleven.
De 19-jarige Theo Maas beschreef zaterdag 28 oktober 1944, de dag waarop ook hun boerderij in de Kluisstraat in vlammen is opgegaan:
Op de boerderij van de familie Maas
I beo, aan tafel, het heeft allang twaalf uur geluid. , roept zus To. Ja, ik kom zo. Ik verspreid nog wat stro tussen de koeien en zet dan de vork tegen de stalmuur.
Na mijn laarzen te hebben uitgedaan en handen te hebben gewassen ga ik naar de keuken, waar de anderen al zitten te
eten: pa, ma, broer Janus en mijn zus.
Snel begin ik de grote sneeën witbrood met vet naar binnen te schrokken, want honger krijg je wel als je al vanaf zeven uur in
de weer bent.
Opeens worden we opgeschrikt door een soort donderslagen in de verte. Het klinkt niet echt onweerachtig, daar is de tijd ook van voorbij, maar wel onheilspellend.
Da's vast den oorlog. , zegt Janus en springt gelijk op om naar buiten te rennen. Pa trekt wit weg en volgt hem. Zou het dan toch waar zijn?
Al weken wordt er in het dorp over gesproken. Ook de Duitse soldaten die een maand geleden ineens kwamen helpen bij het rooien van de aardappels, hadden het erover.
Es wird Krieg. en die Tommies kommen. zeiden ze, terwijl ze lieten merken daarvoor bang te zijn. Het waren eigenlijk net zulke mensen zoals wij, van boerenafkomst, niet veel ouder dan ik (negentien) en duidelijk met tegenzin dienstplichtig.
Ze zijn inmiddels al een week of twee verdwenen. De enige Duitsers in de buurt zijn nu nog de fanatieke SS'ers.
Er zitten er een stel in schuttersputjes aan het eind van de straat, bij het klooster van de Witte Paters, waar onze boerderij op uitkijkt, en ook nog veel in het seminarie dichter bij Breda.
We moeten naar de schuilkelder, zegt moeder. Buiten gekomen staan pa en Janus heftig te wijzen in de richting van Tervoort en Lijndonk.
De boerderij van Rops staat in brand en de schuur van Verhees ook al. Grote zwarte wolken stijgen op, terwijl het gerommel steeds sterker wordt.
We moeten naar de schuilkelder, herhaalt mijn moeder. Ik zal nog wat brood pakken en To, neemt gij de jassen mee, want wie weet hoe lang we daar beneden
moeten zitten.
De schuilkelder hebben we maanden geleden gegraven toen er steeds meer Engelse vliegtuigen óverkwamen om het vliegveld bij Gilze te bombarderen.
Het is een gat van zo n vijf bij drie meter en anderhalve meter diep, overdekt met dikke palen, takkenbossen en een dikke laag grond en graszoden.
Aan de zijkant is een halve meter opengelaten als in- en uitgang. Er staan een paar kisten met dekens en kleren en een emmer. De lamp die er hangt heeft geen nut
want er is allang geen olie meer te krijgen.
Eenmaal afgezakt in het gat verdringen we ons aan de kant die links uitkijkt op Tervoort en rechts op onze boerderij: een grote statige bouw,
hoog uitkijkend over de Vloei, tussen Bavel en Heusdenhout en amper vijftien jaar oud.
Het gedonder uit de verte is intussen heel dichtbij gekomen. Opeens zien we vijf, zes gevaarten onze kant op komen: tanks! Zulke heb ik nog nooit gezien.
Lange stralen vuur komen er uit de lopen, oranjerode, die met gierend geluid zo te zien hoog boven onze koppen richting Paters gaan.
Onze vader die in de hemel zijt, uw rijk kome, uw wil geschiede ... Moeder heeft haar rozenkrans gepakt en begint samen met vader het Rozenzenhoedje te prevelen.
Vaak bidden we dat deze tijd. Nooit heeft het zo hulpeloos geklonken als nu.
Dan schreeuwt Janus: Pa, er komt rook uit het dak. en meteen zien we het allemaal. Rook, onmiddellijk gevolgd door een haag van vlammen over de hele breedte van de nok.
De paarden, de koeien, het huis. Een ongelooflijke paniek overvalt ons. We beginnen door elkaar te schreeuwen, kruipen over elkaar heen de kuil uit, de stal en het huis in.
Ik maak samen met pa de kooien één voor één los, ze loeien allemaal hard en angstig, de brandlucht dringt ook scherp in hun neuzen door.
Met veel moeite duw ik de eerste door de staldeur, de andere volgen gelukkig meteen.
Op de werft gekomen beginnen ze te rennen naar de wei achter de schuur,
waar ze kort geleden nog gestaan hebben. Laat maar gaan. denk ik en zie dat Janus de twee paarden dezelfde kant op stuurt.
Vlug gaan we ma en To helpen,
die huisraad naar buiten aan het sjouwen zijn. We pakken zonder verder na te denken het eerste wat voor onze handen komt: potten, pannen, kleren, het kruisbeeld,
een paar kastjes en gooien het uit het raam.
Al snel echter begint het boven ons gevaarlijk te kraken en we kunnen haast ook geen asem meer krijgen door de rook.
Weg hier. roept ma. Op de werft gekomen zien we dat er idiote brokstukken van het dak vallen in wolken van vonken en vlammer Wat we net naar buiten hebben
gegooid wordt bedolven en is reddeloos verloren.
Nu weten we echt niet meer waar we het zoeken moeten. Verslagen zien we onze trots verloren gaan.
Pa staat volkomen overstuur te stamelen:
"Devoorraad, de haver en het hooi, de cultivator en... en..." De uitzet van ons Bets, roept moeder, die tot nu toe redelijk rustig is gebleven. Da's waar ook. Zus Bets,
die vanmorgen vroeg uit werken is gegaan,
spaart al jaren spullen In afwachting van betere tijden om te trouwen.
Hoe goed hebben we de nieuwe fiets niet verstopt voor het geval de Duitsers eens mochten
komen zoeken.
Maar goed dat ze er zelf niet bij is. Opeens schoot door mijn hoofd: De hond. Ik ren naar de achterste staldeur en trek die in wanhoop open.
Maar het is te laat. De vlammen slaan naar buiten, binnen is het een vuurzee. De hond, nog heel jong, oh, hoe konden we die toch vergeten. Hij is vast uit angst
weggekropen.
Hoe lang we daar gestaan hebben weet ik niet. Het zullen uren geweest zijn, het voelt aan als jaren. Wat er verder om ons heen gebeurt, we beseffen
het niet echt.
Tanks, die snel en al schietend voorbijrazen, pantserwagens die kort daarop volgen en even stoppen; soldaten in onbekende uniformen met de letters
Poland op de mouwen, kijken of ze iets verdachts zien, roepen een paar onbegrijpelijke kreten in onze richting en verdwijnen weer even snel als ze gekomen zijn.
Verdwaasd staan we nog steeds naar het vuur te staren als er opeens een vent over het zandpad naar ons toe komt gelopen. Hij heeft een koffer bij zich met een
rood kruis erop. Iemand gewond hier?
Nee, gelukkig niet 't is zo al erg genoeg. Waarom schieten ze op deze boerderij, hier zitten toch geen Duitsers?
De man weet het natuurlijk ook niet. Ik ga maar eens gauw verder. Op een andere plek hebben ze me misschien harder nodig. Bij Van Houten is een tank dwars over de schuilkelder gereden, twee doden. En weg was ie.
Later nooit meer gezien en ook niet gehoord wie het was.
's Avonds installeren we ons zo goed en kwaad als het gaat in het bakhuisje. Pa zegt dat we hier wel een tijdje kunnen blijven, maar moeder ziet dat niet zitten.
De buurman heeft een kamer vrij; we moeten hem onderdak vragen.
En zo is het ook gegaan. Na enkele dagen brengen we onszelf en het overgebleven have en goed bij hem onder.
We weten intussen dat we bevrijd zijn; de Polen hebben hun kamp aan de rand van Breda opgeslagen en de eerste feesten zijn gegeven.
Wij hebben niet veel te vieren, of het moet zijn dat we allemaal nog leven. Toch kunnen we het er in de eerste dagen goed van nemen.
In de boerderij is namelijk een grote schoorsteen overeind gebleven, met inbegrip van de gemetselde spekkasten. Als we er bij klimmen en ze
opendoen, blijkt de in houd (grote varkenshammen en - schouders) nog geheel intact.
Er is wel één ding veranderd; ze zijn niet rauw, maar door en door gaar! Een paar dagen hebben we heel goed gegeten en de hele buurt profiteerde er van mee.
De boerderij is later in volle glorie herbouwd op de oude fundamenten.
Ze zou er nog staan, als niet na ruim twintig jaar later de A27 erover heen werd gewalst.
Hoe dan ook; het moge duidelijk zijn dat de bevrijdingsdag scherp in nnijn geheugen staat gegrift, om niet te zeggen gebrand.
Rie Kennis-Stevens, in mei dit jaar op 94-jarige leeftijd overleden, was al 25-jarige vrouw met haar moeder inwonend bij haar broer Cor op de Tiendweg. In de vroege ochtend van zondag 29 oktober 1944 kwam er bij hen een Poolse tank aanrijden via de Leverstraat, toen een
verbindingsweg tussen Dorst en Lijndonk, nu een doodlopend straatje vanuit Dorst.
De Polen hadden een gedood slachtoffer bij zich dat snel begraven zou moeten worden. Ze waren op doortocht naar Breda om die stad te gaan bevrijden.
Rie en haar broer Cor hebben nog geprobeerd een doodskist te maken voor de getroffen Pool. Na de brand van de dag ervoor lag er aan de overkant een ledikant
waarvan mogelijk provisorisch een doodskist gemaakt zou kunnen worden. Echter, daar was volgons de Polen geen tijd meer voor. Er werd uit de tank een linnen doek gehaald, het slachtoffer werd daarin gewikkeld en nadat er aan de straatkant in het weiland bij het huis een groot gat was gegraven werd de Pool daarin begraven.
Hierbij was een groot aantal Poolse militairen aanwezig. Rie deelde mee dat ze meteen daarna een grote bos bloemen uit hun tuin op het graf had geplant.
Volgens haar heeft het
graf nog wel enkele jaren bestaan, er werd een hek omheen gezet en ieder jaar voorzichtig omheen gemaaid.
Telkens wanneer in Bavel de bevrijding werd herdacht kwam het gezelschap ook altijd naar de Tiendweg om bij het graf van de voor haar onbekende Pool de
laatste eer te bewijzen.
Wie dat was hebben we kort voor haar dood nog
kunnen meedelen.
Onderzoek van Jos van Alphen uit Dorst heeft uitgewezen dat die bewuste Pool de 31-jarige korporaal Andrzej Molik was, die op die zondagochtend in de Leverstraat
bij het huis van Sus Boomaars dodelijk was getroffen door een Duitse infanterist. In 1946 werd Molik herbegraven op het kerkhof in Bavel en later op het
Poolse ereveld in het Ginneken. In Dorst is later een straat naar Molik vernoemd.
In de jaren '30 was ervan overheidswege bepaald dat iedere gemeente moest beschikken over een Algemene Begraafplaats (AB) om als rustplaats te dienen voor bijv,
niet-kerkelijken en zwervers.
De AB, onder de naam 'Roosberg', lag destijds op het terrein van de heer C. van Kaam, Roosbergseweg 16 (nu familie Van Gils,
Klein Wolfslaar 16a).
Hier lagen in een massagraf de lichamen van 27 Duitse oorlogsslachtoffers die op 28 en 29 oktober 1944 waren gesneuveld.
Slechts enkele personen hiervan waren geïdentificeerd.
Er werd gemeld dat de lichamen erg verbrijzeld waren, waarschijnlijk door artilleriebeschietingen.
Op 23 februari 1950 zijn de stoffelijke resten van deze Duitsers herbegraven op de Centrale Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn bij Venray.
Hier liggen ook de twee Duitsers begraven die betrokken waren bij de overval op de Vloeiweide in Rijsbergen op 4 oktober 1944.
Geen ander dorp in ons heem werd zo zwaar gehavend tijdens de bevrijding als Bavel. in het parochiearchief vonden we dit Overzicht
Alles verwoest | Huis verwoest | Stal verwoest | Schuur verwoest |
---|---|---|---|
C. Gooyers | J. van Arendonk | J. van de A | A. van Kuyk |
Adr. Janssens | Paters Boerderij | Kinderen van Hooydonk | K.v.H. |
Ant. Moelands | Mart. Houtepen | P.B. | P.B. |
Ant. Maas | Mart. Rommen | M.H. | G.v.L. |
Bart van Houten | Adr. van Gestel | Gebr. van Loon | Verhees |
Wed. Baremans | J. Romme | M.R. | J. Rutten |
C. van Gils | A.v.G. | H.v.G. | |
Piet Aarts | H. van Gestel | P. van Gestel | |
Adr. Huybregts | J.R. | Cor Stevens | |
Adr. van der Velden | Adr. van Meel | J. van Hooydonk | |
Fr. Beenackers | H. Jansen | ||
Fr. Martens | A.v.M. | ||
Wed. Stevens | Adr. Verdaas | ||
Wed. Rops | |||
Nelemans | |||
Oorspronkelijk stond deze boerderij aan de Lage Aard, maar de herbouw uit 1952 is georiënteerd op de Lijndonkseweg.
Het nieuwe huis is gebouwd in 1952.
De huidige woning is in 1954 gebouwd.
Deze boerderij lag midden in het veld tussen de Dorstseweg, Wouwerbeekseweg, Tiendweg en de toen nog niet bestaande Leijweg. Het Boeveraatstraatje was een zandpad dat vanaf de Wouwerbeekseweg naar deze boerderij liep. Op deze foto uit 1944 is rechts de verdwenen boerderij te zien.
Deze boerderij lag bij het kruispunt van de Wouwerbeekseweg en de rechtstreekse verbindingsweg tussen Tervoort en Lijndonk. Deze weg bestaat nu niei meer. In 1951 is het huidige pand gebouwd.
De boerderij van Janus Huijbregts stond aan de inmiddels verdwenen Zandstraat vlak bij de aansluiting op de Tervoortseweg. Deze foto is vanaf de Tervoortseweg genomen.
Janus van der Velden en Maria Catharina Cami (de Belze Mie) huurden dit huis van het parochieel armbestuur. Het stond vlak bij het huis van Janus Huijbregts. De nieuwbouw werd 50 meter verderop gezet aan de andere kant van de Zandstraat.
Zoals in het hoofdstuk over de oorlogstijd al is vermeld, waren tijdens de oorlog op de Lange Kooi vele Duitse militairen ingekwartierd.
Van de boerderij van Rommens (Bolberg B225) werden stal en woning verwoest, het bakhuis werd beschadigd en de oude Vlaamse schuur bleef gespaard.
Sinds 1934 woonde op dit adres (BI16) herbergier Adrianus van der Velden uit Gilze met zijn vrouw Helena Maria Verdaasdonk uit Oosterhout.
Een half jaar voor de bevrijding tekende dhr. De Wilde uit Ulvenhout nog het oude pension van de familie Van der Velden.
Het huis van Nelemans is door Poolse tanks bestookt, nadat hij zaterdagsavonds bij Harry Oomen op de Woestenberg was komen vertellen dat er nog volop Duitsers in zaten.
Het herbouwde huis is in 1984 voor de aanleg van de ASH weer afgebroken.
Oorspronkelijk stond de boerderij van Beenackers aan de Eikbergseweg op een perceel dat tot de Bolbergseweg strekte. In 1951 werden op dat perceel twee nieuwe huizen gebouwd. De boerderij op nummer 6 en een woonhuis op nummer 8.
De ruïnes van de boerderij aan de Eikbergseweg. De fundering ligt er nu nog steeds. Dit adres komt twee keer in de lijst voor, want in de arbeiderswoning achter de boerderij van Frans Beenackers woonde Frans Martens.
De boerderij van het parochieel armbestuur op de Roosberg B270 werd gehuurd door Cornelis Gooijers en Wilhelmina Maas. Hun dochter Johanna Brigida trouwde na de oorlog met Christ Feskens.
Deze boerderij (B19a) lag in de Vloei niet direct aan de Kluisstraat. De hit afgebeelde herbouw werd voor de aanleg van de A27 afgebroken. Zie in het vorige hoofdstuk de paragraaf Ooggetuigenverslag .
Nu loopt hier de Prinses van Polenstraat dood. Zie hierna de paragraaf Van boerderij naar boerderij .
|it noodwoning tussen 1945 en 1954. Op IJpelaarseind B23 woonde het gezin van Adrianus Johannes Janssen en Maria Cornelia Antonetta Lievens. Hun dochter heet Janssens, maar Janus zelf werd bij zijn geboorte met één s minder ingeschreven.
Op dit adres (B22) woonden Bart en Nel van Houten-Bastiaansen en hun kinderen Riet, Jan, Annie, Ine, Koos en Bart. Niet alleen werd deze boerderij tijdens de bevrijding door brand verwoest, maar bovendien vond hier I jonge echtpaar Bastiaansen de dood.
Adriana van Dongen was sinds 1 april 1944 weduwe van Marijnus Baremans.
Op de hoek Kluisstraat - Seminarieweg stond het kruis dat nu op de Daalakker staat. Rechts is nog iets van het huis van Marijnus Baremans te zien.
Adriana van Dongen was sinds 1 april 1944 weduwe van Marijnus Baremans.
Op de hoek Kluisstraat - Seminarieweg stond het kruis dat nu op de Daalakker staat. Rechts is nog iets van het huis van Marijnus Baremans te zien.
Het adres B21 van de weduwe Baremans bestond uit 2 woningen. Het gezin van Cor van Gils (van de Balefa) woonde er ook. Na de oorlog werd dit huis gebouwd, in de jaren '80 weer vervangen door het huidige pand.
Het huis (B16) op de hoek van de Koolpad met de Seminarieweg was eigendom van de familie Stieger, die het verhuurden aan Toon Moelands, maar diverse bronnen noemen ook Bastiaansen en Nelemans als bewoners.
De huidige boerderij staat dicht bij het patersbos, maar deze boerderij stond dichter aan de Seminarieweg. Deze foto werd in eerdere publicaties vaak in spiegelbeeld afgedrukt, maar dit is de juiste weergave. Het pad loopt van het klooster langs de boerderij en komt uit Injenover de Koolpad. Op de achtergrond links Seminarieweg 24.
Het meest verwoestende gevecht in de bevrijding van Bavel vond plaats bij het door de bekende architect Pierre Cuypers ontworpen en in 1887 gebouwde kleinseminarie.
Daar zaten nog veel Duitsers en het monumentale gebouw werd door de strijd volkomen verwoest.
Na de oorlog is door de bevolking van ons bisdom veel bijgedragen en ingezameld om het kleinseminarie te kunnen herbouwen. Door de veranderingen van de jaren '60 heef het nieuwe kleinseminarie niet lang bestaan.
In 1969 werden de gebouwen verkocht aan Sociale Academie Markendaal en momenteel huist er de academie voor kunst en vormgeving St. Joost.
Een treffend voorbeeld van de gevolgen van de bevrijding vormt het verhaal van Toon van Arendonk van de Seminarieweg.
De ouderlijke boerderij op de Seminarieweg (voorheen IJpelaar B 25) werd in de namiddag van 28 oktober 1944 door brand verwoest. De schuur bleef gelukkig gespaard.
Waarheen? was toen de vraag. Ome Tiest van Arendonk op de Dorstseweg bood huisvesting aan. Helaas werd ook die boerderij getroffen en wel door een VI
zoals elders is te lezen.
Hierbij waren twee jeugdige slachtoffers te betreuren. Het gezin van Toon kreeg vervolgens onderdak bij de paters van de H.H. Harten.
Op de plaats van de ouderlijke boerderij werd een noodwoning gebouwd waar het gezin ongeveer vijf jaar heeft gewoond.
In 1954, ongeveer 10jaar na de brand,
werd de noodwoning vervangen door een nieuwe boerderij. Door de aanleg van de snelweg rond Breda, geopend in december 1971, kwam de boerderij in de
verdrukking te liggen.
Er waren geen uitbreidingsmogelijkheden en mede door het gebrek aan opvolging heeft Toon eindjaren '80 de boerderij verlaten.
Deze werd onteigend en afgebroken voor de aanleg van de wijk Nieuw Wolfslaar. Hij verhuisde in 1989 voor de zoveelste keer, nu naar de rustieke woning
Seminarieweg 13 waar hij met zijn vrouw Nel nog steeds woont in alle rust na de vele beslommeringen vanaf de bevrijdingsdag 28 oktober 1944.
Hulp op kleine schaal werd verleend door Sjaak Meeuwissen met zijn
bokkenkar daarbij bijgestaan door zijn neef Jos van Alphen, die tijdelijk verbleef bij de familie Meeuwissen. Ze trokken voorzien van met name wat huisraad, zoals bestek,
naar bijvoorbeeld Tervoort en Lijndonk om daar de spullen af te leveren bij boeren waarvan de boerderij in vlammen was opgegaan.
h' van Alphen, thans woonachtig in Dorst, verbleef na de bevrijding
' .in Bavel geruime tijd bij ome Janus Meeuwissen en tante Anna in de t«-i kstraat. Het ouderlijk huis in Den Hout was verwoest. Bij zijn tante in ll.ivel verbleven evacués uit
Zevenbergschen Hoek, een onderduiker uit i'«-n Haag en vier Polen die er ingekwartierd lagen.
Sjaak Meeuwissen op het voetbalveld achter timmerbedrijf Meeuwissen met op de achtergrond voetballende Poolse militairen.
Jos vertelt dat het als 12-jarige een spannende tijd was in Bavel. We speelden tussen de tanks op de wei bij Kriellaars en op het voetbalveld achter Meeuwissen.
Na de bevrijding was er een groot vervoersprobleem. Alles wat kon rijden hadden de Duitsers gejat en veel materieel, zoals karren en wagens, waren verbrand.
De mensen waarvan huis en/of boerderij was afgebrand woonden toen onder zeer primitieve omstandigheden in de karkooi of bij buren in de schuur.
Een van de kapelaans uit Bavel wist in de stad het een en ander los te peuteren. Er was behoefte aan serviesgoed en kleding.
Jos vroeg aan ome
Janus Meeuwissen of hij met kleine Sjaak met de bokkenkar kon gaan rijden om wat spullen weg te kunnen brengen.
Zo ging hij met de jonge
Sjaak met kommetjes, schoteltjes, bestek enz. Bavel rond.
Toen in Bavel is zijn voorliefde ontstaan om de hele geschiedenis van de Polen vast te leggen en hij werd daarmee een van de grondleggers van het latere Generaal Maczek Museum.
Een meer georganiseerde vorm van hulpverlening werd geleverd door de in januari 1945 opgerichte H.A.R.K., een afkorting van Hulpactie Rode Kruis.
De Bavelse afdeling van H.A.R.K. was gehuisvest in een grote woning in de Kerkstraat, thans de nummers 20 en 22, waar hulpbehoevenden terecht konden
voor kleding en dekens.
De dekens werden geschoren waarna ze werden vermaakt tot kleren.
De H.A.R.K. werd ook wel aangeduid als Hulp Aan Rijke Kennissen! We noteren dit voor wat het waard is!
In het kader van de wederopbouw kwam er na verloop van tijd een regeling op twee terreinen: er was een commissie Wederopbouw Boerderijen
(in Bavel waren 22 boerderijen in rook opgegaan) en een instantie voor de wederopbouw van andere gebouwen zoals het totaal afgebrande welbekende pension De Brouwers.
Aanvankelijk werd begonnen met de bouw van talrijke noodvoorzieningen die soms nog lang als zodanig dienst deden alvorens tot nieuwbouw kon worden overgegaan.
Zo kwam er ook een bekende noodwoning op het terrein van De Brouwers rechts van het voormalige pand, ongeveer op de plaats van de huidige woning van
Louis van der Velden.
De familie Van der Velden vond gedurende enkele jaren onderdak bij buurman Pelkmans en daarna in de noodwoning.
Na de nieuwbouw
van het pension De Brouwers werd de noodwoning betrokken door beginnend huisarts Marcel Mol.
Bij zijn 25-jarig jubileum werd hem onderstaande pentekening
aangeboden als geschenk van zijn patiënten. Dr. Mol heeft er van 1956 tot ca. 1961 zijn praktijk uitgeoefend waarna hij zich definitief vestigde in de nieuwbouw aan de Kerkstraat.
De door een VI verwoeste boerderij van Tiest van Arendonk werd na de oorlog weer opgebouwd. Architect mevrouw Verwoerd, Tiest en zijn vrouw en Gerard van Arendonk, achter Sjaak van Gestel en Jan van Arendonk.
Grote belangstelling bij de plechtigheden rondom de herbouw van het kleinseminarie. Mgr. Baeten en links van hem vicaris-generaal Koenraadt en rechts (met zwarte mozetta) mgr. Piet Sweere, regent.
Na de bevrijding van Bavel (28 oktober) en Breda (29 oktober) brak er een periode aan waarin de opmars van het geallieerde leger werd onderbroken voor een
vijftal maanden.
Tijdens de winterperiode '44-'45 kwam het front als het ware stil te liggen. De Duitsers hadden zich gehergroepeerd achter de rivieren.
De Mark-linie en vooral de Maaslinie vormden beruchte obstakels.
Honderden Polen werden ingekwartierd in openbare gebouwen, zoals scholen, en ook bij particulieren vonden veel Polen onderdak.
Bij café Bruininks was een gaarkeuken ingericht.
Door de ontstane situatie word er in Bavel in deze periode nauwelijks of geen les gegeven op de lagere scholen.
De eerste communie kon geen doorgang vinden omdat er geen voorbereiding aan was voorafgegaan.
Rinus Aarts bijvoorbeeld zou aanvankelijk op de gebruikelijke tijd, in oktober 1944, zijn eerste communie doen. Dat werd door de ontstane situatie pas januari 1945.
Wat wel doorgang moest vinden was de sinterklaasviering. Gezeten op een Poolse brencarrier werd sinterklaas ingehaald. De grote kindervriend op een pantserwagen, een groter contrast is niet denkbaar.
Voor de Poolse jongens en ook voor de Bavelse bevolking was het wel een leuk intermezzo in deze beroerde tijd.
De contacten met de Bavelse bevolking verliepen erg vlot. De meeste Polen waren van eenvoudige komaf, dikwijls
boerenjongens, zodat er snel contact werd gemaakt.
In die periode tot maart 1945 bloeiden er liefdes op wat na de bevrijding uiteindelijk heeft geleid tot een zestal Bavelse huwelijken.
De Mark-linie vormde het eerste obstakel. Na de gewonnen slag om het Markkanaal, november 1944, werd er onder de Bavelse molen
De Hoop door een Poolse aalmoezenier een H. Mis opgedragen uit dankbaarheid voor die gewonnen slag.
In veel gezinnen hingen op de schoorsteen portretten van Poolse militairen.
Bijvoorbeeld de vier Polen die bij Toon Jansen (de smid), gehuisvest waren.
Bij café annex kruidenierswinkel van Piet van Engelen vonden ongeveer 20
Polen onderdak. Naast het huis stond lange lijd een pantserwagen
geparkeerd.
Andere inkwartieringsadressen waren onder andere slager Sjef van Kuijk, café Bruininks, de familie Nelemans in de toenmalige Schoolstraat (nu Brigidastraat) en Willem Langen op het Kerkeind.
Voor de Polen zelf was het oponthoud in Bavel en omgeving in zekere zin ook een vervelende periode. Ze wilden door hun acties snel de
Duitsers verslaan om terug te keren naar hun vaderland Polen, waar ze in 1939 waren vertrokken.
Begin april trok de
Eerste Poolse Pantserdivisie door naar het noorden om Oost- en Noord-Nederland te bevrijden.
Genoemde familie Van Engelen had een goede vriendschapsband opgebouwd met de Polen Kazimierz Zalcer en Karol Pryszer.
Helaas, Siddeburen, een dorp tussen Groningen en Delfzijl, betekende voor voornoemde Bavelse bevrijders en voor Janusz Wisniewski, die ook in Bavel onderdak had gevonden, de dood.
Enkele bevrijders zijn kort na hun vertrek uit Bavel gesneuveld te Siddeburen. Onder hen Kazimierz Zalcer, die bij de familie Van Engelen ingekwartierd was geweest. Rineke Jacobs-Jansen was bij de onthulling van het monument voor hen op 4 mei 1995.
Vier Polen die op 13 december 1944 bij Toon Jansen in de Kerkstraat waren ingekwartierd. Karol Pryszer (op 20 april 1945 in Siddeburen gesneuveld), Bernhard (de oude), Toni Brachmanski en Bernhard (de jonge).
Drie Polen bij de familie Maas op de Seminarieweg: Kazik Kazmierczyk, Teddy Szczepanski en Stephan Przyrodski.
Emil Wolf bij de graven van zijn medestrijders, onder de grote boom naast de kapel op het oude kerkhof. Aan de andere zijde van de boom liggen nu nog de Bavelse burgerslachtoffers begraven.
Tank op de plaats van het huidige huis Kloosterstraat 2a, tegenover het patronaat en het huis van Jan Martens. Vooraan moeder Martens, op de tank Neelie, Toke, Janus en Thé Martens en 2 Polen.
Bets Gits, 10 jaar, op schoot bij een Poolse militair.
Hans, Jozef, Stanly en Tonnie 21 november 1944.
De familie Van Kuijk met de Polen: Pool Tadek, Nel van Kuijk, slagersknecht Cor van Gemert, Ad van Kuijk, Pool Stan, Pool Michael, Jen van Kuijk, een onbekende Pool, Sjef van Kuijk, Pool Tony, Joke Jorissen, Cok van Kuijk, Jan van Kuijk.
Tank op de hoek Kerkstraat-Kloosterstraat bij Van Engelen.
l = Cor van Engelen-Huijbregts,
2 = Kazimierz Zalcer,
3 = Sjanneke van Engelen,
4 = dienstbode Riet Musters,
5 = Sjan Musters,
6 = Karol Pryszek,
7 = marechaussee Wijnstok,
8 = Piet van Engelen,
9 = Henk van Engelen,
10 = Jos van Engelen en
ll = Anthoni Brachmanski(?).
Familie Langen aan het Kerkeind: achter Pool Jan en Jo Langen-van Rijen met Ria, voor Wim, Leen, Jo, Cor en Mien Langen.
Familie Nelemans in de Schoolstraat (thans Brigidastraat): Bets, Trees, Pool Janek, To Nelemans - Snoeis,Martha, Koos en Riet.
In de Schoolstraat (thans Brigidastraat): Riet Moelands, Pool Janek, Bets Nelemans, Riet Nelemans, Pool Stan, Martha Nelemans.
Pieter Slowik bij de familie Hendrickx. Moeder Dina Bastiaansen, Annie (de latere vrouw van Pieter), Pieter met Corrie op schoot, Jo (zonder het zelf te weten koerierster naar de Vloeiweide in de zomer van 1944) en vader Janus Hendrickx.
Dorstseweg 1, het huis van fietsenmaker Janus Hendrickx, daarnaast het huis van Jan Leppens en nog net zichtbaar het huis van Kees Marijnissen.
Na de bevrijding van Bavel op 28 oktober 1944 bleef het helaas nog lang een angstige periode.
Voor de Duitsers was Antwerpen nog altijd een belangrijke haven die met alle mogelijke middelen in handen moest blijven voor de aanvoer van versterkingen.
De Duitsers hadden een vliegende bom ontworpen die werd aangeduid als Vergeltungswaffe, vergeldingswapen, kortweg V-wapen. Het waren als het ware
onbemande vliegtuigjes die als bommenwerper werden gebruikt.
De naam sloeg op de vergelding voor de vele Duitse slachtoffers van de geallieerde
bombardementen op Duits grondgebied.
Een beetje navrant was de naam wel omdat het juist de Duitse bombardementen waren, met name op Londen en
Rotterdam, die het begin van de oorlog bepaalden.
De vliegende bommen waren aanvankelijk vrij klein (8 bij 5 meter) met in de neus een explosieve lading van ongeveer 100 kg.
De te vliegen afstand werd van tevoren ingesteld. De motor sloeg dan automatisch af waarna de vliegende bom meteen neerstortte met een explosie als gevolg.
Door allerlei oorzaken ging die precisie dikwijls mis door bijvoorbeeld motorstoring, maar met name ook door het werk van het afweergeschut dat her en der was opgesteld.
De vliegende bommen werden aanvankelijk gelanceerd vanaf Duits grondgebied maar naderhand ook vanaf bezet grondgebied in Nederland.
Later werd nog een V-wapen van wel 15 meter lang ontworpen dat op zeer grote hoogte vloog en een enorm bereik had.
Het eerst ontwikkelde wapen werd toen
Vergeltungswaffe Eins genoemd, afgekort onder de bekende naam VI, en de verbeterde uitvoering kreeg de naam V2.
De VI had vliegtuigvleugels voor het
draagvermogen. De V2 had geen draagvleugels en was dus een echte raket.
Ook Bavel werd niet gespaard met dit wapentuig, gericht op de Antwerpse haven. Vanaf najaar 1944 tot voorjaar 1945 werd het dorp regelmatig opgeschrikt door een
voltreffer van een VI.
Als bij zo'n vliegende bom om welke reden dan ook de motor stilviel was bekend dat er onmiddellijk een bominslag zou volgen.
Uiteraard spannende momenten door het ongewisse van het tijdstip en de plaats van neerstorten.
In die tijd werden schietgebedjes gebeden om het naderende onheil te bezweren.
In Bavel was gangbaar:
O Lieve Vrouwke, geef hem nog een douwke.
Wij bidden met geweld, dat hij valt in het veld.
In Tilburg waar Peerke Donders wordt vereerd werd het:
Heilig Peterke Gift 'm nog een meterke.
Heilig Pirke, douwt l m nog een kirke.
In Den Bosch had men een andere variant:
Ons Lief Vrouwke, gift 'm nog een douwke.
Houd 'm in de lucht, tot ie is in Vught.
Liever in de polder, dan bij mij op zolder.
Onze lieve Heer, mieter 'm daar maar neer.
Volgens pastoor Doens zijn ervan deze oorlogsmonsters zonder stuurman een achttal in Bavel gevallen.
Deze vier locaties zijn bekend:
• in het centrum van Bavel (ongeveer ter hoogte van de huidige Kanunnikstraat).
• op de Lage Aard.
• in de Kluisstraat (achter het woonhuis van de familie Bogers).
• op de Dorstseweg bij de familie Tiest van Arendonk.
De boerderij van Tiest van Arendonk, Dorstseweg 37.
In de eerste drie gevallen bleef de schade beperkt tot glasschade.
Helaas vielen bij Tiest van Arendonk in de namiddag van 16 januari 1945 twee jonge slachtoffers te betreuren: zijn 11-jarige zoon Bertus en de 16-jarige knecht
Piet Graumans (van de Wouwerbeekseweg) die in de schuur bezig waren met houtzagen, een normale winterse activiteit.
Buurman Koos Janssens verleende eerste hulp. Bertus was op slag dood, knecht Piet is op weg naar het ziekenhuis overleden.
Bertus van Arendonk en Piet Graumans waren de jonge slachtoffers van de V1.
Kort voor het dramatisch ongeval had de jonge Bertus nog vol trots het drachtige schaap aan zijn moeder getoond aan de straatkant van het huis.
Moeder lag ziek te bed in de voorkamer. Dit was het laatste beeld van haar zoon.
Ze was ook niet aanwezig op de uitvaart omdat ze, evenals haar man Tiest, na het voorval in het ziekenhuis was opgenomen.
Tiest van Arendonk had een ernstige hoofdwond, maar mocht tijdelijk het ziekenhuis verlaten om de begrafenis van zijn zoon te kunnen bijwonen.
In een aantal publicaties (onder andere Tussen Witte Wolk en Annevi 1939-1945 van Jac Jespers) staat bijgaande foto van een neergestorte V1 met als onderschrift: een niet-ontplofte V1 ergens tussen Bavel en Molenschot. Dat blijkt een misverstand. Wat is ons gebleken? Deze V1 is neergestort in de Smokstraat in Rijsbergen!
De bevrijding van Bavel, 28 oktober 1944, was reeds een tijdje achter de rug. Het dorp herstelde zich geleidelijk van de ontberingen.
De Polen verbleven nog wel een halfjaar in het dorp om de Maaslinie te helpen versterken. V1's en V2's bestookten onder andere Antwerpen en
enkele daarvan troffen ook het dorp Bavel, zelfs een keer met helaas dodelijke afloop op de Dorstseweg zoals we reeds hebben vermeld.
Op 5 mei 1945 vierde heel Nederland de bevrijding van het Duitse juk. Overal was er een feeststemming. Eind mei van dat jaar werd er in
Bavel een grote bevrijdingsoptocht gehouden. Door de Kerkstraat trokken veel feestelijk versierde wagens waarbij vrijwel elke buurt vertegenwoordigd was.
Een van de wagens voerde als thema Katholiek Nederland herrijst, een andere refereerde aan de beroemde Conferentie van Jalta op de Krim van februari 1945.
Zo gaf iedere buurt op eigen wijze uitdrukking aan de bevrijding najarenlange onderdrukking en oorlogsdreiging.
Sjaak Meeuwissen met zijn bokkenkar. Achterop zijn zus Guus.
Buurtschap IJpelaar.
Katholiek Nederland Herrijst. Cor van Dongen, Koosje Jansen, Amalie Rijken, Sjef Bastiaanssen, Gerrit van Arendonk, Lies Bastiaansen, Riet Diepstraten, Koosje Bogers, Jo Rijken, Coby Bogers, Riet van Houten, Dien van Arendonk en Bets Bogers. Rechtsboven Mien Bastiaansen.
Wij zullen overwinnen. Janus Voermans (?), Sjaak Oomen, Bertus Vissers, N.N., Louis van Disseldorp, Gerrit Kimmel als Hitler en Jan van Riel als Mussolini.
Hulde aan de Polen. Op de wagen Poolse militairen: Hein Rijken, Wim Diepstraten en Toon Bastiaansen. Voorop Annie Hendrickx als Poolse verkleed en Dien Marijnissen. Naast de wagen van voor naar achter Jeanne van Dongen, Koosje Reinieren, Corrie Couweleers, Nel van Gooi en Riet Bastiaansen.
Dezelfde wagen van de andere zijde.
Jan de Leeuw (smidsknecht bij Toon de Smid), Jan Jorissen als meisje verkleed, Thé Janssen en Cor van Gils. Vooraan Ad de Jong.
Voorop Jan de Leeuw. In de kar Thé Jansen en Jan Jansen.
Het Kerkeind met Janus Kriellaars, Willem Langen, Cor Vissers als koningin. Met de prinsesjes wordt Nederlands toekomst uitgebeeld.
Conferentie te Jalta. Jan Jansen, Willem van Riel, Gerrit Oprins, Kees Jansen (Pzn) en van Riel (de mulder). De wagen is een herinnering aan de conferentie van Jalta op Kiim in februari 1945 tussen president Roosevelt, Stalin en Churchill waar de planr werden uitgewerkt voor de toekomst na de nederlaag van nazi-Duitsland.
Lage Aard. Anton Janssens, Jan Hermans, Jo van den Ouweland, Henk Janssens, Koosje Hermans, Trees van den Ouweland, Ellie van Engelen, Sofie Janssens, Gerrie Janssens en Corry Voermans.
Gilzeweg. Links Corrie van Gestel, Riet Diepstraten, Toon van Gestel, Bep Nuiten (?) en rechts Ad van Gestel en An van Gestel.
Deze wagen herinnert aan de 'Duitse' BNO, Berichtgeving Nederlandse Omroep, de Icgenhanger van Radio Oranje. Vooraan Marieke Boemaars, echtgenote van Harrie v der Avoort en Jan van Kuijk. Bovenaan Joke Voesenek, Rika Oomen en Ad van Gestel Het paard was Diana.
Wagen met links Anneke Leemans-Coertjens en in het midden onder anderen Annie Schaap, Annie Ermens en Koosje Reinieren.
Schutters. N.N., Cor van den Ouweland, Kees Hermans, Jan Pijpers (Czn), Jos Hermans en Sus van Engelen (Chaam).
Meisjes die een bruidsjurk hadden voor processies. Brigidastraat/Kloosterstraat.
1 = Rietje Marijnissen, 2=Diepstraten (?),
1 Anneke Marijnissen, 4=Jo Huyskens,
5 = Jeanne Marijnissen, 6 = Martha Nelemans,
7 = Dineke Diepstraten,
8 = Corrie Diepstraten,
9 = Liza Houtepen, 10 = Ria Schaerlaeckens
en ll = Lies Voesenek.
De wagen van Tervoort voor de schuur van Jaon Huijbrechts. Op de bok een zoon van Jan Rutten.
Dezelfde wagen met onder anderen Annie Huijbregts, Lies, Jo en Cor Rutten en Jan Monden senior als poffertjesbakker.
De bewoners van Tervoort brachten ter gelegenheid van de bevrijdingsoptocht onderstaand lied.
De tekst is van Piet Verhees en de melodie is overgenomen van het
Duitse marslied Und wir fahren gegen England.
De melodie was iedereen bekend, na ruim 4 jaar marcherende Duitsers gezien en gehoord te hebben.
Wij zijn de Jongens van de opbouw
Een wij bouwen weer nieuw Nederland
En als wij dan ooit weer moeten vechten, is het heus niet tegen Engeland
Wij slaan ze terug
Al is het in de rug
Wij slaan ze terug van Bavel tot Berlijn
En wij zullen onze spullen terug gaan halen Bij dat grote zwijn
In Berlijn .... Rotmof, ontplof!!!!
Kees van der Veeken als de duvel op een gierkist, bedoeld als lijkkist van Hitler, op een mallejan (oets) van boomzager Charel Bastiaansen.
Lijndonk: Rang, Boem, Jes Boijs, Webbe nem . Han Marcelis, Christ Embregts, Janus Jansen (Rinuszn), Janus Jansen (Drikzn), Wim Musters en Rinus Jansen (Drikzn).
De wagen van 't Haantje met voorop Toos Reinieren, Jeanne van Loon en Jeanne Jorissen.
Van de vele Polen die Bavel bevrijdden, zijn onderstaande zes destijds met een Bavelse getrouwd en hebben zich ook in Bavel gevestigd.
In alfabetische volgorde volgt in het kort een deel uit hun familiegeschiedenis.
• Jan Cholewa, gehuwd met Diny de Rooy.
• Aleksander Dudycz, gehuwd met Riet van Dongen.
• Stan Jaworski, gehuwd met Addy Oomen.
• Tomasz Orzechowski, gehuwd met Marianne Holten.
• Pieter Slowik, gehuwd met Annie Hendrickx.
• Emil Wolf, gehuwd met Koosje Bogers.
Jan Cholewa, John voor vrienden en bekenden, was getrouwd met de in Etten-Leur geboren Dini de Rooy en woonde na de bevrijding lange tijd in Bavel aan de
Koolpad (B45).
Omstreeks 1950 is het echtpaar naar Amerika (New Jersey) vertrokken.
Dini Cholewa-de Rooy (in 2013 overleden) heeft het militaire uniform van haar echtgenoot John destijds geschonken aan het Generaal Maczek Museum,
waar het nu in een vitrine te zien is.
Aleksander Dudycz is in 1919 geboren in Horucko, een plaats aan de rivier de Dnjestr in het oosten van het toenmalige Polen, op ongeveer vijftig kilometer van Lwow.
Hij groeit op als jongste in een boerengezin met vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Als in september 1939 de Duitsers het westen en de Russen het oosten van Polen binnenvallen, zijn zijn ouders al gestorven. Enkele maanden na de inval wordt hij, zoals veel Polen in de betreffende regio, gevangengenomen en gedeporteerd naar Siberië. In het kamp leeft hij onder extreme omstandigheden en moet hij houthakken in de bossen. Juni 1941 vallen de Duitsers Rusland aan en de gevangenen in Siberië worden vrijgelaten. Een lange treinreis brengt hem uiteindelijk in Iran waar hij soldaat wordt in het Poolse leger van generaal Anders. Van daaruit vervolgt hij zijn tocht door Noord-Afrika en uiteindelijk komt hij terecht in Schotland, waar hij getraind wordt voor de invasie in Normandië.
Als lid van de Eerste Poolse Pantserdivisie onder leiding van generaal Maczek komt hij daar begin augustus 1944 aan.
De divisie is al snel betrokken bij de beslissende veldslag op de Mon Ormel, waar de Duitsers tussen Falaise en Chambois nagenoeg voller omsloten zijn.
Het was de hel op aarde, zou hij later zeggen. Nadat deze veldslag is gewonnen, trekt het leger snel verder en op 28 okto 1944 bevrijden ze het dorp Bavel.
Hij wordt ingekwartierd op de Seminarieweg. Tijdens de winter die volgt ligt het front stil en leert hij zijn latere vrouw, Riet van Dongen, kennen, die ook op de
Seminarieweg woont.
April 1945 trekt de divisie verder en na het beëindigen van de oorloc verblijven ze nog twee jaar in Wilhelmshaven voor de bezetting. Intussen is duidelijk dat
terugkeren naar het vaderland, waarnaar hij dacht op weg te zijn, geen optie meer is. Het gebied waar hij woondi hoort na de oorlog bij de Sovjet-Unie.
Na de demobilisatie besluit hij terug keren naar Bavt en vindt hij wer bij de HKI in Breda. In oktob 1949 trouwt hij gaat wonen aar de Seminariewe
Op dat adres worden de twer oudste kinderei geboren. In 195 verhuist hij met zijn gezin naar de Brigidastraat, waar hij de rest van leven blijft wonen en
waar nog drie kinderen geboren worden. Van z familie in Polen hoort hij niets meer. Januari 1977 sterft hij op de leeftijd van zevenenvijftig jaar.
Hij is stateloos, een bewuste keuze, omdat het hart altijd in Polen is gebleven.
Stanislaw is op 30 april 1915 in Warschau (Warszawa) in Polen geboren. In 1938 ging hij in militaire dienst. Daarna brak de oorlog uit.
Stanislaw, kortweg Stan, Jaworski was getrouwd met Addy Oomen die in 1920 is geboren in Baarle Hertog (België) maar de keuken behoorde bij Baarle-Nassau, dus Nederland. Addy Oomen verhuisde met haar, familie naar Bavel (Kerkstraat) toen ze 1 maand oud was.
Addy met oma in de Kerkstraat (rond 1925). Na de inval van de Duitse Wehrmacht en het Russische Rode Leger kwam hij via de Balkan in Frankrijk terecht waar hij zich op 22 februar 1940 aansloot bij het Poolse leger onder Frans commando. Op 22 jun 1940 kwam hij in Engeland onder een Brits commando. Vanaf 27 juli 1944 tot 8 mei 1945 leverde hij als lid van de Eerste Poo Pantserdivisie strijd vanaf Caen, Falaise, Chambois, Abbeville, leper, Tielt, Gent Sint-Niklaas, Axel-Hulst, Merksplas, Baarle-Nassau, Gilze, Bavel, Breda, Moerdijk, de Maas over, richting Duitsland tot in Willemshaven. Op 14 december 1946 werd hij gedemobiliseerd. Op 8 april 1947 is Stan met Addy Oomen getrouwd. Hij ontving Poolse en Britse oorlogsmedailles in 1951.
In de Kerkstraat in Bavel dreef hij een zaak in huishoudelijke en elektrische artikelen tot eind 1957 toen het gezin naar Polen verhuisde.
Na 18 jaar heeft Stan zijn ouders en familie in Warschau teruggezien. Dat was een zodanige belevenis voor hem dat hij in tranen uitbarstte. Het was zo heftig dat hij uren
daarna nog geen auto kon rijden. Na aanvankelijk in Warschau gewoond te hebben, een stad die herbouwd moest worden, werd het gezin naar Silezië gestuurd als straf.
Daar zijn ook Stan en zijn vrouw overleden.
Het gezin telde vier dochters: Franja, Rina, Mary en Genia. Na de staat van beleg in Polen zijn de kinderen naar Nederland teruggekeerd.
Addy had nog graag terug gewild naar Nederland, maar door het Llzeren Gordijn (opgericht in 1961) was dat onmogelijk. Vooral door verdriet is ze reeds op
jonge leeftijd (45 jaar) in 1965 overleden. Stan is in 1960 op 65-jarige leeftijd overleden.
Tomasz Orzechowski is in 1920 gebon in het Poolse dorpje Wieckow (ongevt 100 km ten zuidoosten van Warschau)
In het jaar 1923 hebben de ouders var Tomasz Orzechowski een boerderij gekocht waar graan werd verbouwd.
Na de Duitse inval in het westen van Polen en de Russische inval in het oosten werd hij in februari 1940 same met zijn ouders, zuster en broers gedeporteerd naar
Russische werkkampen waar zij in de bossen en boerderijen als dwangarbeiders tewerk werden gesteld. Zijn ouders e zijn zuster Helena hebben deze werkkampen
niet overleefd.
Als gevolg van een verdrag tussen Engeland en Rusland konden de Poolse krijgsgevangenen en gedeporteerden vrijkomen op voorwaan dat zij zich zouden aansluiten
bij een Pools leger. Tomasz en zijn bro Bolek hebben zich bij het Poolse leger aangemeld en in april 1942 zij zij uit Rusland vertrokken. Over land via Perzië, Irak,
Palestina en per boot via Zuid-Afrika zijn zij in het jaar 1942 in Schotland aangekomen
Daar in Schotland kreeg generaal Maczek de opdracht om een Pools pantserdivisie op te richten. Tomasz heeft zich toen bij deze
Eerste Poolse Pantserdivisie aangemeld en werd ingedeeld bij het 77e Regiment Anti-Tank Artillerie.
In augustus 1944 zijn de militairen van de Eerste Poolse Pantserdivisii geland in Normandië waar ze al vrij snel betrokken raakten bij zware gevechten.
Na een relatief snelle opmars door Frankrijk en België naderde het 77e Regiment Anti-Tank Artillerie de Belgisch/Nederlanc grens.
Via Baarle-Nassau, Alphen, Gilze bereikte hij op 28 oktober 1944 Bavel, dat op deze dag bevrijd werd. Op 11 november 1944 nam Tomasz in de binnenstad van
Breda deel aan een militaire parade van de Eerste Poolse Pantserdivisie. Na de bevrijding van Breda op 29 oktober 1944 was er enkele weken tijd om de
lokale bevolking beter te leren kennen. In Bavel leerde hij Marianne Holten kennen.
Na de bevrijding van Moerdijk heeft hij verder nog deelgenomen aan de bevrijding van delen van Drenthe en Groningen. Via o.a. Bad Bentheim en Oberlangen
werd opgerukt naar Wilhelmshaven waar Tomasz in december 1946 werd gedemobiliseerd.
Tomasz keerde terug naar zijn vriendin Marianne Holten waar hij aan de Koolpad te Bavel bij haar ouders onderdak vond.
Teruggaan naar zijn geliefde vaderland was geen optie.
Hij besloot in Bavel samen met Marianne Holten, met wie hij in 1948 trouwde, een nieuwe toekomst op te bouwen.
Hij heeft eerst enkele maanden als mijnwerker gewerkt in de Staatsmijnen Emma te Hoensbroek en later als fabrieksarbeider in Breda.
Van het verdiende geld werd een huis aan de Seminarieweg te Bavel gekocht. In 1967 werd een woning gebouwd aan de Hoge Zijde te Bavel.
Zij kregen 3 zonen: Jan, Edward en Tom. Jan overleed in 1968 op 17-jarige leeftijd als gevolg van een verkeersongeluk.
Tomasz heeft vele jaren de maandelijkse kerkdienst (de zgn. Poolse mis) in de Poolse taal bij de paters Kapucijnen aan de Schorsmolenstraat te
Breda bijgewoond alsmede veel dodenherdenkingen, onder andere in Bavel, Breda en Alphen.
Hij was zeer verheugd met de benoeming van de Poolse kardinaal Karol Josef Wojtyla tot paus Joannes Paulus II en met de herwonnen vrijheid in Polen in 1989.
Na zijn pensionering heeft hij veel tijd kunnen besteden aan zijn hobby's, het verzorgen van zijn moestuin en het maken van fietstochtjes met zijn vrouw.
Toen zijn gezondheid steeds verder afnam, heeft hij veel steun van zijn vrouw ontvangen waar hij erg dankbaar voor was.
Tijdens zijn verblijf in Verpleeghuis Elisabeth keek hij erg uit naar het bezoek van zijn familie. Na een slopende ziekte is hij op 24 september 2007 overleden in Breda.
Vijf maanden later is op 21 februari 2008 zijn vrouw overleden.
Pjotr (Pieter) Slowik is geboren op 11 februari 1922 in Lwow in de Oekraïne. Vanaf november 1919 tot 1939 was dit gedeelte van de Oekraïne Pools grondgebied.
Pieter was de oudste van drie zoons en had een rustige en gelukkige jeugd. Hij volgde het basisonderwijs en ging later naar de middelbare school.
In 1938/1939 dreigde de bezetting van de Oekraïne op twee fronten: in het oosten vanuit Rusland en in het westen vanuit
Duitsland.
Veel jonge jongens hadden geen andere kans of keuze dan
vrijwillig zich bij één van de twee legers aan te sluiten of gevangengenomeen worden en verplicht moeten gaan vechten. Het zag er naar uit dat Oekraïne - hoe dan ook - bezet zou gaan worden.
Daarom besloten deze jongens van 16 en 17 jaar hun land, ouders en familie achter te laten en op zoek te gaan naar een mogelijkheid om te kunnen leven in vrijheid.
Tegelijkertijd waren ze vol idealisme om hun land te bevrijden van de bezetter.
Via Hongarije en het toenmalige Joegoslavië bereikte Pieter uiteindelijk Split. Hij werd daarbij geholpen door een ondergrondse verzetsbeweging.
Dat was een van de redenen dat hij vooral 's nachts moest reizen met de vervoermiddelen die beschikbaar waren. Zo ging hij van het ene adres naar het andere.
Overal was kleding en voedsel aanwezig en werd hij verder geholpen. In Split is hij met de boot om Italië heen gevaren en uiteindelijk aangekomen in Frankrijk,
Pieter vertelt bij zijn kleinzoon op school over de oorlog.
waarschijnlijk in Marseille. Vandaar is hij doorgetrokken naar Coëtquidan, waar hij een korte periode strijd heeft geleverd tegen de Duitsers. Samen met de andere Poolse soldaten, die daar waren, is hij naar Engeland uitgeweken en doorgereisd naar Schotland, waar hij terechtkwam bij de Eerste Poolse Pantserdivisie onder leiding van generaal Maczek. Daar heeft hij zijn militaire training gekregen en is hij tankcommandant geworden.
Emil Wolf, ook wel als Wolff geschreven woonde in 1939 in Chorzow, een deel van Polen dat werd ingenomen door de Duitsers. In Duitse dienst of de kogel was het devies. Emil wist gelukkig in 'verkeerde', Duitse, dienst bij de strijd tegen de geallieerden in Afrika met veel anderen te
ontvluchten en via heel veel omzwervingen zich aan te sluiten bij de Eerste Poolse Pantserdivisie in Schotland. Daarna is hij vanaf augustu 1942 opgetrokken met
generaal Maczek om de Duitsers te bevechten.
Om te voorkomen dat hij als vluchteling ontdekt zou worden had hij een schuilnaam aangenomen, Jan Karolanski, zoals uit zijn demobilisatiepapieren blijkt.
In Bavel trouwde hij met Koosje Bogers, de dochter van de statige man Manus Bogers uit de Kluisstraat. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren. Emil Wolf is op 8 juli 1994 overleden.
Van Tellingen, Bets Bogers, pa Bogers, Emil, Koosje, moeder Bogers, oma Roelands, Kees Sprangers. Vooraan Sjaan, Corrie, Johan en Riet Bogers.
De Pool Edmund Lewandowski heeft als strijder binnen de Eerste Poolse Pantserdivisie Bavel en Breda mee bevrijd.
Na de bevrijding bleef hij in Ulvenhout, maar hij woonde in de jaren '80/'90 ongeveer 15 jaar in Bavel en wel op het adres Binnenwei 7,
waar destijds een grote stenen adelaar zijn voortuin sierde.
Hij was ereburger van de stad Breda en van de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken. Destijds ontving hij een koninklijke onderscheiding uit handen van
burgemeester Anne Bax-Broeckaert voor zijn vele verdiensten voor de gemeente Nieuw-Ginneken.
Zijn in Ulvenhout woonachtige schoonzoon Ed(ward) Cuber is ook bij vele Bavelaren goed bekend, onder meer als medewerker van het Generaal Maczek Museum.
In Bavel wonen drie dames (Bozenka van Boxel-Gulinski, Krysia Vuc Mucharowski en Nella Dackers-Wesniewski) waarvan vader als Poo militair destijds ook
Bavel mee bevrijd heeft.
Een bekend naoorlogs ontmoetingscentrum voor de Poolse militairen en hun gezinnen was de Warschaubar in de Vismarktstraat, opgericht door het echtpaar Franek en Janka Mucharowski. Ze hadden daartoe de voormalige lampenwinkel omgebouwd tot een bar. Janka was destijds een Poolse verpleegkundige, waarvan het unifor geschonken aan het Generaal Maczek Museum. Naast het café was vanaf de jaren vijftig de Poolse dansclub Polonia thuis.
Polonia met vooraan 2e van rechts Krysia Vugts.
Polonia met als 5e dame van links Bozenka van Boxel.
Er was nog een tweede Poolse dansgroep in Breda onder de naam MAZUR, opgericht in 1963, waarvan Nella Dackers destijds lid was.
Dansgroep Mazur met rechts vooraan Nella Wesniewski en rechts haar vader Franek.
Familie Gulinski in 1955 op weg naar de kerk, links Bozenka, rechts broer Ron.
Ongeveer 8 jaar na de bevrijding door de Polen werd er in Bavel bij kerk een oorlogsmonument onthuld ter herinnering aan de bevrijdingsdag 28 oktober 1944.
De initiatiefnemer, pastoor Doens, wilde oorspronkelijk een grafkapel voor de Poolse gevallenen oprichten. Het daarvoor in 1944 gecollecteerde geld werd door de
Bavelse bevolking aangevuld tot 1550 gulden.
De tekst op het monument luidt:
De bronzen gedenkplaat d daarmee gekocht is werd (volgens de inscriptie in 19 gemaakt door de Bredase beeldhouwer en tekenleraz Gerard van Aalst (1896-19C en werd onder grote belangstelling onthuld op zondag 12 oktober 1952. Op het monument staan vijf helmen afgebeeld ter herinnering aan de vijf Polen die op die dag zijn gesneuveld vier bij het kleinseminarie en één in de Bavelselaan, maar in het memoriaal schreef pastoor Doens dat de vier Polen, die hier begraven zijn, elders zijn gesneuveld.
Bidt
Voor de edele en dappere Polen
die hier voor ons hun leven gaven
Dat zij bij God in vrede leven.
28-X-1944
Grote belangstelling bij de onthulling. Toen stond er nog een hek rond de tuin van de kerk en op deze hoek was een bushalte.
Links met tekst in de hand Jan Oomen. Rechts van hem kapelaan Verdurmen en pastoor Doens, in het midden burgemeester Rouppe v.d. Voort.
De Bredasche Courant wijdde er in de editie van maandag 13 oktober 1952 een stuk aan.
Bij de onthulling werd het woord ook gevoerd door de bekende Bavelaar Jan Oomen uit de Kerkstraat, die op veel terreinen als voorzitter actief was.
Bij dit monument, dat is geadopteerd door basisschool De Toermalijn, vindt ieder jaar op 4 mei de dodenherdenking plaats.
Kranslegging door kinderen van Poolse oud-strijders bij het monument (rond 1957) Vooraan staan Michiel Dudycz, Mary Jaworski en Jan Orzechowski.
Daarachter links kapelaan Verdurmen, pater Bruno Blommesteijn en Jan van Riel en rechts burgemeester Rouppe van der Voort en Chris Martens.
Jeszcze Polska nie zginela,
Kiedy my zyjemy.
Co nam obca przemoc wziela,
Szabla odbierzemy.
Marsz, marsz, Dabrowski,
Z ziemi wloskiej do Polski,
Za twoim przewodem
Zlaczym sie z narodem.
Przejdziem Wisle, przejdziem Warte,
Bedziem Polakami,
Dal nam przyklad Bonaparte,
Jak zwyciezac mamy.
Marsz, marsz, Dabrowski ...
Jak Czarniecki do Poznania
Po szwedzkim zaborze,
Dla ojczyzny ratowania
Wrócim sie przez morze.
Marsz, marsz, Dabrowski ...
Juz tam ojciec do swej Basi
Mówi zaplakany:
Sluchaj jeno, pono nasi
Bija w tarabany.
Marsz, marsz, Dabrowski ...
Nog is Polen niet verloren,
Zolang wij leven.
Wat de vreemde overmacht ons ontnomen heeft
Zullen wij met de sabel terugnemen!
Marcheer, marcheer, Dabrowski,
Vanuit de Italiaanse grond naar de Poolse;
Onder uw leiding
Verenigen we ons met het volk!
Wij zullen de Wisla oversteken, de Warta,
Wij zullen Polen zijn!
Het voorbeeld heeft Bonaparte ons gegeven
Hoe wij moeten overwinnen!
Marcheer, marcheer, Dabrowski,...
Zoals Czarniecki naar Poznah kwam,
Na de Zweedse inval,
Om het vaderland te redden.
Zo zullen wij terugkeren overzee.
Marcheer, marcheer, Dabrowski,...
En Vader spreekt dan tot zijn Basia,
Met tranen in zijn stem:
Luister daar, hoe de onzen
Op de trommels slaan!
Marcheer, marcheer, Dabrowski,...
aanleiding voor het schrijven van dit boek was hetgeen ons verte werd door de ooggetuigen van de bevrijding, die werden geïnterviev in de zomer van 2013. De interviewers waren Piet Boomaars, Ria Blokdijk, Harry van Dijk, He van Engelen, Maria Mertens, Marika Pollklasener, Jan van der Veeken Sjaak van der Veeken en Hans van der Zanden. De meeste interviews zijn gefilmd voor de DVD Bavel 70 jaar bevrijd. De informatie die we via deze interviews kregen is verwerkt in de voorgaande hoofdstukken van dit boek. Veel verhalen vulden elkaar aan en heel soms spraken getuigen elkaar tegen. Om u een indruk te geven volgt hieronder van elke ooggetuige een uitspraak.
Bij ons was niet veel te vieren na de bevrijding als je afgebrand bent. We hadden wel van tevoren in de tuin een kist met kleren in de gron begraven.
We hoefden regelmatig niet naar school omdat het te gevaarlijk was in de 8e klas moesten we Duits leren.
Toen het koper ingeleverd moest worden kwam pastoor Doens met koper verstopt onder zijn toog naar ons en werd het koper in een lo; schouw verstopt
We moesten graan en varkens leveren aan de Wehrmacht. Vaak verborgen we een en ander in het stro.
Vanaf negen uur 's avonds moest iedereen binnen zijn en de ramen verduisterd: zogenaamde avondklok. Dat was wel spannend.
Op school werd geleerd hoe we een gasmasker op moesten zetten en dat we bij luchtalarm onder de banken moesten kruipen.
Vooral De Vlucht maakte indruk. Veldwachter Pijnen zei, dat we naar Antwerpen moesten, maar dat zag vader niet zitten. Gepakt en gezakt gingen we naar boer Van Bavel in het bos achter de Eiken Mik.
In de oorlog ongeveer een week les gehad op de zolder bij de familie Van Hal aan de Dorstseweg. Meester De Lind was toen de onderwijzer.
Een ingekwartierde Duitser vroeg, twee dagen voor de bevrijding door de Polen Hoe kan ik nou het beste in Duitsland komen om de linies te vermijden? waarop Jan antwoordde dan moetje over de Afsluitdijk gaan.
Wat me het meest bijgebleven is de aanval op het seminarie en Kees Diepstraten ('Kees Bronolie') kwam om bij de postbezorging.
's Morgens op zaterdag 28 oktober vluchtte een angstige Duitse soldaat via de voordeur door onze tuin weg. Een teken dat de bevrijding op komst was.
Bij het begin van de oorlog naderden de Duitsers vanuit Dorst met aangespannen paarden. Een deel splitste zich af en koos de Wouwerbeekseweg.
Van de oorlogsjaren is bij mij blijven hangen dat er met eten niet geknoeid mag worden.
De mensen hadden elkaar veel meer nodig dan nu.
Verdrietig was vooral de gedwongen tewerkstelling van onze Jos in Duitsland. Pas na drie maanden kregen we een eerste bericht van hem
De brand! Je staat stil als 13-jarige.
De bevrijding hebben we als heel angstig ervaren, want we zaten in schuilkelder bij de familie Rommens. De boerderij stond in brand en Tinus Rommens had alle koeien in de stal los gesneden.
Tijdens de bevrijding werd informatie doorgegeven via de oprukkende tanks, zoals hier Ria Welten en Ineke van Wijck doen, ozo betekent Oranje zal overwinnr
Kees van Son (16 jaar), de latere man van Dina Marijnissen, schreef op deze tank
Heusdenhout, v. Son, alles Ok .
De herdenking van 70 jaar bevrijding en daarmee ook dit boek werc mede mogelijk gemaakt door:
• Bavel onderneemt 't
• Samen voor Bavel
• Cultureel Centrum 't Klooster
• Korenmolen De Hoop
• Slagerij Van Kuijk
• Albert Heijn Bavel
• Bakkerij Van Disseldorp
• Bakkerij Van Kuijk
• Bastiaansen Wonen
• Harmonie St. Caecilia Bavel
• Gemeente Breda
• Cardijnfonds
• Gemengd koor Ambicius
• Parochiebestuur Bavel
• Paters van de H. Familie
• Paters van de H.H. Harten
• Zusters Franciscanessen te Roosendaal
• Zusters Maria Mater Dei
• Catechisten Breda
• Pater Ad Bogers, redemptorist
• Kees van Heel
'Bavel 70 jaar bevrijd' is een uitgave van heemkundekring Paulus van Daesdonck en het comité Bavel 70 jaar bevrijd.
Copyright:
Paulus van Daesdonck, 2014
Auteurs:
Janus Jochems en Hans van der Zanden
Opmaak:
Hans van der Zanden
Druk:
Drukkerij Accuraat
ISBN/EAN:
978-90-70810-43-6
NUR-code:
689
NUR-omschrijving:
Oorlog en vrede
Trefwoorden:
Bavel / Bevrijding / Polen / Maczek
Contact:
info@paulusvandaesdonck.nl
Bavel 70 jaar bevrijd
28 oktober 2014